Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

Op1

Al vier jaar probeert schrijver Marieke Poelmann een kind te krijgen, tevergeefs. De onvervulde kinderwens heeft een extra lading, doordat haar ouders in 2010 omkwamen bij de vliegramp in Tripoli. In haar boek ‘Een eiland in de tijd’ zoekt ze naar antwoorden op de vragen: wie ben ik zonder ouders, zonder kinderen? 

Pakketje
Al vier jaar lang probeert Marieke Poelmann kinderen te krijgen, tot noch toe zonder succes. Iets wat haar veel pijn doet, zeker omdat ze haar ouders op gruwelijke wijze verloor bij een vliegramp. “Er staat een wieg op zolder. Die heb ik toen ik nog veel te jong was van mijn moeder gekregen. In de wieg ligt al jaren een pakketje dat ik heb gekregen vlak nadat mijn ouders zijn overleden. Het pakje kreeg ik van iemand die mijn moeder goed kende. Ze vertelde me dat ze het pakketje van mijn moeder had gekregen toen ze zelf een kindje kreeg en het nu aan mij wilde geven, zodat wanneer ik een kindje krijg, ik iets heb dat mijn moeder heeft uitgezocht.”

Fertiliteitstraject
Inmiddels zit Marieke al jaren in een fertiliteitstraject. Een traject dat een zware aanslag is op haar dagelijks leven. “Een fertiliteitstraject grijpt in je agenda, je geest, je lichaam en je relatie. Het voelt alsof ik de sleutel van mijn lichaam aan het ziekenhuis geef.” Het zorgt er volgens Marieke voor dat ze het gevoel heeft er niet altijd bij te horen. “Ik snap dat het voor een buitenstaander niet zomaar iets is om over te beginnen. Er is echt een afstand. Je bent vanuit je studie en werk gewend dat het leven gelijkloopt met dat van je vrienden en je buren. Dat is dubbel pijnlijk: je hebt én geen gezin en je hoort er niet bij.”

Kijk hier het hele gesprek terug.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

Mezza

Geen ouders, geen kinderen

Haar ouders kwamen om bij de vliegramp in Tripoli en de kans is groot dat ze nooit moeder zal worden. MARIEKE POELMANN (34) zoekt in Een eiland in de tijd naar de betekenis van het leven zonder ouders, zonder kinderen.Het ergst denkbare is al eerder gebeurd, waarom zou dit wel goedkomen?’

Er staat een lege wieg op zolder. Veilig verborgen achter een houten schot dat ik af en toe een stukje opzijschuif. Ik kijk voorzichtig, beschaamd. Als je iets te graag wil, krijg je het niet. En als je iets niet wil, belandt het op zolder.
‘Weet je zeker dat je ’m niet wilt hebben?’ vroeg mijn moeder. Ze keek me indringend aan. Mijn ouders gingen verhuizen. Weg uit het huis waar ik opgroeide, op naar het huis waar ze oud hadden moeten worden. Ik was negentien en stond op het punt voor een jaar naar Parijs te vertrekken. 

‘Jullie hebben er alle drie in gelegen,’ zei ze veelbetekenend. Ik knikte en wierp een blik op het gevlochten bamboe, de witte stof met kleine blauwe bloemetjes. Het idee van een baby was nog te ver weg om iets bij de wieg te voelen, anders dan een lichte afkeur voor de jarentachtig-esthetiek.
‘Ik weet het niet,’ zei ik naar waarheid. ‘Kun je ’m niet op Marktplaats zetten?’ 
Ze deed het niet. Het voelt als een dooddoener om te zeggen dat ik haar daar dankbaar voor ben. Ik had gelukkig geen idee dat ik een paar jaar later mijn beide ouders zou moeten begraven. 

In Parijs kwam ik erachter dat kinderen krijgen niet vanzelf zou gaan. In een statig pand in de wijk Belleville nam ik voor het eerst plaats in de stijgbeugels van een gynaecoloog. Achter een Chesterfield-sofa en een notenhouten bureau stond De Stoel. Ik knipperde kort met mijn ogen. Het voelde misplaatst, luguber bijna. Als een martelwerktuig in een dure woonkamer. 
‘Asseyez-vous,’ zei docteur. Ik nam plaats op een normale stoel aan de andere kant van zijn bureau. Met mijn vwo-Frans en vier maanden Parijs deed ik mijn best om de krampen te beschrijven. 
‘En hoe is uw menstruatie?’ 

Ik haalde mijn schouders op en vertelde dat ik al een halfjaar niet meer ongesteld was geweest. Daarvoor was ik zes jaar lang aan de pil. Hij krabbelde iets op een notitieblok en stond op. Met een joviaal armgebaar nodigde hij me uit in De Stoel. Vertwijfeld keek ik om me heen. Moest ik hier mijn broek laten zakken?
Docteur keek me begripvol aan en leidde me naar een ouderwets kamerscherm van geplooide zijde waarachter ik me om kon kleden. Het had iets potsierlijks, je uitkleden achter een scherm om vervolgens in je blote flamoes door de spreekkamer te stiefelen.

Docteur dimde het licht. Eenmaal in De Stoel keek ik toe hoe hij een flubberend condoom om een dildovormig apparaat schoof. 
Vous avez des cystes, dans les ovaires.’ 
Docteur wees naar het scherm waarop ik voor het eerst een rondleiding kreeg door mijn eigen reproductieve organen. Op links passeren we nu de eierstokken, dus houd uw camera’s gereed. 
Ik keek naar een constellatie van doorzichtige bollen, de drie grootste namen de vorm van Mickey Mouse aan; een grote cirkel met twee net iets kleinere erboven. Docteur zoomde weer uit, er verschenen nog een stuk of vijf rondjes in beeld. 
‘C’est grave?’ vroeg ik licht gealarmeerd. Of het ernstig was. 
‘Pas forcement’ antwoordde Docteur. Niet per se. 
‘U kunt zich weer aankleden,’ sloot hij de tour af. 
Als souvenir kreeg ik een afdruk van Mickey Mouse mee naar huis. De rekening moest ik ter plaatse voldoen, een fooi voor de gids leek me niet nodig. 

De vele, vergrote eitjes in mijn eierstokken bleken op PCOS te duiden: polycysteus-ovariumsyndroom. Bij vrouwen met PCOS groeien er meerdere eiblaasjes in de eierstokken waardoor er vaak geen eisprong plaatsvindt. Voor een eisprong is namelijk één ‘winnaar’ nodig; een eiblaasje dat tot grootste uitgroeit, en bij PCOS is de concurrentie moordend. Letterlijk; het draait je kansen om via de natuurlijke weg een kindje te krijgen grotendeels de nek om. Geen eisprong betekent geen mogelijkheid tot bevruchting. Op twintigjarige leeftijd nam ik het bericht van de Franse arts ter kennisgeving aan. Ik bezocht een Nederlandse gynaecoloog voor een second opinion en kreeg dezelfde diagnose. Mijn ouders reageerden ieder op hun eigen manier op het nieuws. Mijn vader viel stil, mijn moeder compenseerde dat door talloze vragen op mij af te vuren. Even later vond ik haar tussen mijn oude babyspullen, in tranen. Ik troostte haar, maar voelde er zelf weinig bij. Ik had nog geen actieve kinderwens en was ervan overtuigd dat er tegen die tijd wel een oplossing zou zijn.

Dat klopte, er bleek een arsenaal aan medicatie beschikbaar om een eisprong op te wekken. Zwanger worden en blijven, bleek een ander verhaal. Eenmaal gelukkig getrouwd en dertig jaar oud, was er ruimte voor een kind in mijn leven. Na bijna een jaar proberen om op natuurlijke wijze in verwachting te raken, kreeg ik een vroege miskraam. Mijn Amsterdamse gynaecoloog geloofde niet dat ik daadwerkelijk zwanger was geweest, maar stemde desondanks in met het starten van een vruchtbaarheidsbehandeling.
Bij de eerste ronde hormoonpillen voelde het alsof ik eindelijk een eerlijke kans kreeg. Ik was hoopvol, ik had gelezen dat het gebruik van Clomid bij 75 procent van de vrouwen binnen drie maanden tot een zwangerschap leidde. Elke maand bouwde de hoop zich in mij op, om steeds weer te worden afgebroken, synchroon aan het slijmvlies in mijn buik.

Pillen werden spuiten, maanden werden jaren. De pogingen tot bevruchting verplaatsten zich van onze slaapkamer naar verschillende ziekenhuizen om uiteindelijk in het laboratorium te eindigen. Ergens diep in het UMC staan nu mijn laatste beetjes hoop in de ijskast. Een ICSI-behandeling is onze laatste kans op een kind, in de hoop op een dag te kunnen zeggen: je bent verwekt in een laboratorium ver van je vader en moeder, maar geschapen door de wetenschap, in de wetenschap dat je meer dan gewenst bent.  
Soms spreek ik in stilte een ooievaar toe. Ik geef ons adres en kijk toe hoe hij de andere kant op vliegt. Met elke mislukte cyclus, miskraam en negatieve zwangerschapstest neem ik afscheid van een beeld van een kind dat in mijn hoofd en hart al werkelijkheid is. Dat gevoel van verlies lijkt gek genoeg op de rouw om twee ouders die ik daadwerkelijk heb gehad. 

Mijn vader en moeder kwamen niet meer thuis na een vakantie in Zuid-Afrika. Hun vliegtuig stortte op 12 mei 2010 neer in Tripoli, Libië. Door een fout van de piloot, beperkt zicht en een mislukte doorstart, eindigden 103 levens in het woestijnzand naast de landingsbaan. Ik was 22, maar voelde me vier en veertig jaar tegelijkertijd. Nog steeds mis ik de humor en scherpte van mijn vader, zijn grote warme hand om die van mij. Nog altijd kan ik mijn moeders’ pianospel horen, haar vertrouwde geur van dagcrème, parfum en thuis oproepen. Ik mis de plek waar ik altijd naartoe terug mocht keren.

Geen ouders en geen kinderen voelt op slechte momenten alsof ik zweef tussen verleden en verlangen. Beide zijn niet tastbaar genoeg om me aan vast te houden, dus hang ik in het luchtledige. Ik voel me een stuk land dat aan alle kanten afbrokkelt, stuurloos dobberend op open zee. Een eiland in de tijd. Omringd door niets dan water, blijf ik zoeken naar vaste grond om mijn heden en verleden met elkaar te verbinden. De zichtlijn is beperkt en de horizon verschuift. Ik weet niet wat erachter ligt. Ik kijk op dit moment niet verder vooruit dan de volgende cyclus, het komende jaar. 

Ruim vier jaar bevinden mijn man en ik ons nu in de wachtkamer van nieuw leven. Mijn vertrouwen in een goede afloop is door het verlies van mijn ouders beschadigd. Het ergst denkbare is al eens eerder gebeurd, waarom zou dit wel goedkomen? De onzekerheid van het wachten brengt me aan het wankelen; het leven overkomt ons niet meer, en bijna alles staat in het teken van het reiken naar iets dat zich overduidelijk niet laat dwingen. Van loslaten is geen sprake, nog niet althans. Als ik nu opgeef, ben ik bang dat we over tien jaar spijt krijgen. Er zijn immers nog medische mogelijkheden. Toch verlangen we inmiddels bijna meer naar een definitief antwoord dan naar een kind, een duidelijke richting in plaats van stilstand. 

Een fertiliteitstraject beheerst je agenda, je lichaam, je geest en je relaties. Het voelt alsof we de boot missen, terwijl we als eerste aan de kade stonden met een kaartje. Onze vrienden en kennissen gaan een voor een aan boord en verdwijnen soms uit het zicht. Waar je vroeger vanaf school of studie jarenlang samen opliep, lopen de levens nu uiteen. Een gezinsleven is intensief en kinderen vragen de volle aandacht. We begrijpen het, maar missen de aansluiting die we ooit hadden, het gevoel onderdeel uit te maken van een groter geheel, een voorwaartse beweging.  

Toch is er ook veel wel. Ons leven samen, onze liefde voor elkaar. We staan samen op dit eiland en vullen het met alles wat ons gelukkig maakt. We reizen, zoeken de natuur op, zwemmen ’s ochtends in de zee. We dansen met dichte ogen, overladen onze katten met liefde, houden ons vast aan elkaar. Er is ruimte voor onze dromen en verlangens, anders dan die van een klein jongetje of meisje met zijn blik en mijn haar.
Ik schrijf, en daarmee zet ik de werkelijkheid om in een weg vooruit. Door boeken te schrijven, breng ik iets voort dat groter is dan mijzelf. Ooit kreeg ik de opmerking dat het vreemd is dat ik ook kinderboeken schrijf, terwijl ik zelf geen kinderen heb. Het zette me aan het denken. Het schrijven van mijn eerste kinderboek bracht me juist terug naar mezelf, naar het kind dat troost haalt uit de vriendschap met een kat, het kind dat het gelukkigst is als ze verhalen mag delen.

Met het boek dat ik nu heb geschreven, Een eiland in de tijd, hoop ik invoelbaar te maken dat de weg naar het stichten van een gezin niet vanzelfsprekend is. Ik hoop dat vrouwen in vergelijkbare situaties zich gesteund en gezien voelen. Daarom draag ik het boek op hen, aan alle vrouwen die denken dat ze het gewicht van een lege buik alleen moeten dragen. Je bent niet alleen, velen zoals ik staan naast je. 

Dit artikel verscheen in Mezza magazine van zaterdag 12 en zondag 13 maart 2022.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

JAN Magazine

‘M’n eigen hummeltje vasthouden; het is een diep en hardnekkig verlangen’

Door: NIENKE PLEYSIER

Marieke Poelmann (34) zag haar toekomst als moeder zo helder voor zich dat de visioenen soms wel herinneringen leken. Maar een kind krijgen bleek voor haar alles behalve vanzelfsprekend. ‘We zitten al drieënhalf jaar in een fertiliteitstraject. Ik ben moe van het hopen, het wachten, het verlangen. Van een leven dat geen richting neemt.’

Voor mij is het verlangen naar een kind heel basaal; een oergevoel. Als ik denk aan hoe het is om een kindje in mijn buik te dragen, voel ik het in mijn hart. Een klein hummeltje vasthouden, tegen je aanvoelen; het is een diep en hardnekkig verlangen. Wij waren een van de eersten van onze vrienden die stappen zetten om een gezin te starten. In de zomer van 2016 verruilden wij Amsterdam voor een huis aan zee. Dezelfde zomer trouwden we. Van het gemeentehuis in onze nieuwe woonplaats liepen we met alle gasten naar ons nieuwe huis waar we champagne dronken op de toekomst.

Vanaf het moment dat we dit huis kochten, zag ik ook ons kindje voor me. Een jongetje, met de ogen van mijn man en mijn haar. Ik zag voor me hoe hij het paadje naar de voordeur afdribbelde, hoe hij door onze woonkamer waggelde. Scenes zo scherp dat het net herinneringen leken. Inmiddels zijn we door bijna al onze vrienden ingehaald en zo ongeveer het enige stel zonder kinderen. We zijn ruim vier jaar bezig en zitten al drieënhalf jaar in een fertiliteitstraject, we zijn bijna aan het einde van wat we nog willen en kunnen doen. Ik ben ook moe van het hopen, het wachten, het verlangen. Van een leven dat geen richting neemt.

Maar behalve mijn basale verlangen naar een kind, speelt het gemis van mijn ouders ook een rol. In 2010 kwamen zij om het leven toen vlucht 771 van Afriqiyah Airways neerstortte vlak bij de Libische hoofdstad Tripoli. Er zijn nu al momenten dat ik mijn moeder terug hoor in de dingen die ik zeg, maar ik vermoed dat wanneer ik zelf moeder word, ik haar nog meer zal tegenkomen in mijzelf. Ik verlang er naar om door te geven wat ik zelf van mijn ouders heb meegekregen: de muziek van mijn moeder, de taal van mijn vader, hun oneindige vertrouwen en liefde. Maar ik zoek ook naar wat het betekent om op mezelf te staan. Wie ik ben, zonder ouders en zonder kinderen. Alleen en toch verbonden.

In 2020 was het tien jaar geleden dat ik mijn beide ouders verloor. Ze kwamen niet meer thuis van hun eerste grote reis buiten Europa, naar Zuid-Afrika. Het neerstorten van hun vliegtuig was het openingsitem van het journaal. Beelden van de brokstukken, de woestijn. Ineens was ik onderdeel van een nationale ramp. Voor het NRC schreef ik op 12 mei 2020 een stuk ter nagedachtenis aan de ramp en mijn ouders, waarin ik ook een paar alinea’s wijdde aan mijn eigen verlangen om moeder te worden en hoe dat maar niet lukte. Ik beschreef hoe ik mezelf een eiland in de tijd voelde: zonder generatie boven mij en niets onder mij. Naar aanleiding van dat verhaal kreeg ik ontzettend veel reacties. De meeste kwamen van vrouwen met een onvervulde kinderwens. Ook werd ik benaderd door een redacteur van uitgeverij Prometheus. Ze vroeg of ik mijn ervaringen in een boek wilde vangen, net als ik vijf jaar eerder deed naar aanleiding van het verlies van mijn ouders.

Nu, bijna twee jaar later, is dat boek er. Het is mijn rauwe, eerlijke verhaal. En ja, het voelt eng en kwetsbaar om dit de wereld in te sturen maar ik voel me gesteund door alle positieve reacties die ik destijds kreeg op mijn artikel. Vaak treden vrouwen pas naar buiten met hun vruchtbaarheidsproblematiek als het uiteindelijk toch is gelukt, of als ze echt vrede hebben met het gegeven dat het moederschap niet voor hen is weggelegd. Ik zit er nog midden in en ik vertel mijn verhaal nu al. Omdat dit voor mij de rauwe kern is van fertiliteitsproblematiek: het niet weten welke kant je leven opgaat. Het in de wachtstand staan. Bij alle keuzes die je maakt, je weer af te vragen, maar wat als ik dan zwanger ben? Ik ben het zo zat om die vraag in mijn hoofd te horen. Er is ook een hoop schaamte rondom het onderwerp. Het voelt voor veel vrouwen toch als falen wanneer het niet lukt om zwanger te worden. Alsof er iets mis met je is. Waartoe ben je op aarde? Om je voort te planten, wat als je daartoe niet in staat bent?

Het zou misschien makkelijker zijn om mijn verhaal te delen als we al wisten hoe het zou eindigen; met of zonder kinderen. Maar in dat niet weten, zit dus precies de pijn. Laat mij dat dan maar verwoorden. Ik heb dat destijds ook gedaan met het boek over het verlies van mijn ouders. Het voelde toen ook goed om mijn verdriet te kanaliseren, om iets te creëren, opdat het allemaal niet voor niks is geweest. Zo voelt het nu ook. Door mijn verhaal te delen, kan ik er tenminste iets mee doen en lijkt het wachten minder zinloos.

Mijn cyclus is altijd heel onregelmatig geweest; soms zitten er vijfendertig maar meestal vijfenveertig dagen tussen mijn menstruaties. Toen ik begin twintig was viel voor het eerst de naam PCOS, het syndroom waar ik aan zou lijden. PCOS staat voor polycysteus-ovariumsyndroom. Het belangrijkste kenmerk is dat er meer en vaak grotere eiblaasjes dan normaal in de eierstokken groeien. Deze blaasjes zijn met zovelen dat er geen duidelijke ‘winnaar’ naar voren komt, waardoor er meestal geen eisprong is. Mij werd destijds geadviseerd om de pil te gaan slikken om mijn cyclus te reguleren. En zodra ik een kinderwens zou hebben, konden we kijken naar ‘behandelmethodes’. Want de kans was groot dat ik moeilijk zwanger zou worden. En dat bleek dus ook zo te zijn.

Inmiddels hebben we er drieënhalf jaar van vruchtbaarheidsbehandelingen opzitten en is voor ons het einde van het traject in zicht. Na talloze hormoonbehandelingen die een eisprong moeten opwekken, na IUI, een behandeling waarbij zaadcellen ingebracht worden rondom de eisprong, na twee miskramen, hebben we nu de laatste stap genomen die we willen en kunnen nemen: ICSI; een uitgebreide vorm van IVF, waarbij de zaadcel in de eicel wordt gebracht en het embryo wordt teruggeplaatst. Voor deze behandeling worden er via een punctie eitjes geoogst; het liefst zo veel mogelijk.

Ter voorbereiding moest ik in 8 dagen tijd 14 hormooninjecties in mijn buik zetten. Bij de laatste injectie verloor ik het bewustzijn; mijn lichaam was op en dit was het zwaarste traject tot nu toe. Normaal gesproken heeft een vrouw iedere maand 1 eitje dat groot groeit; ik had er 27. Mijn buik was zo bol en opgezet en mijn lichaam voelde als een fabriek, waarmee ik de connectie kwijt was geraakt. Ik durf al lang niet meer op mijn lijf te vertrouwen. Er liggen op dit moment zes embryo’s in de vriezer van het UMC te wachten tot de eerste teruggeplaatst kan worden. We hebben nu tegen elkaar gezegd: als deze zes niet tot een kindje leiden, dan stoppen we. 

Het is voor mijn man leidend hoe ik erin sta. Een gezin was ook altijd onderdeel van zijn toekomstbeeld, maar zijn wens om een kind te krijgen is toch anders dan die van mij. Het is minder basaal, minder lichamelijk ook. Voor hem zal het daarom misschien ook anders zijn om het straks wellicht los te moeten laten. Maar natuurlijk ben ik bang geweest dat hij mij ooit zou verlaten om het uitblijven van een kindje. Het leek mij belangrijk, maar ook doodeng, om hem die vraag ook daadwerkelijk te stellen. Tijdens onze vakantie op het Griekse eiland waar hij mij een paar jaar eerder ten huwelijk had gevraagd, vroeg ik het: ‘Heb je de afweging gemaakt of je ook de rest van je leven bij me wilt blijven als ik je geen kinderen kan geven?’  Ook al wist ik diep van binnen wel wat zijn antwoord zou zijn, toch klopte mijn hart in mijn keel. Maar voor Joost bestond er geen twijfel: zijn wens om een gezin te stichten is kleiner dan zijn wens om met mij te zijn. En inmiddels zijn we wel klaar om, mocht de ICSI op niets uitlopen, de controle over ons leven weer terug te pakken. Ik zeg weleens dat ik nu bijna meer verlang naar een definitief antwoord, een ja, of een nee, dan naar een kindje zelf. Dat klinkt misschien gek, maar de onzekerheid is slopend. En tegelijkertijd weet ik ook dat een definitief ‘nee’, ook weer een heel rouwproces met zich mee zal brengen. En dat ik dan echt afscheid moet gaan nemen van het beeld van ons als gezin.

Op zolder staat de wieg die mijn moeder voor mij bewaarde. De wieg waarin ik heb gelegen en later mijn kindje zou liggen. In die wieg ligt ook een pakje, ik bewaar het daar al jaren. Het pakketje is ongeopend, al sinds het tien jaar geleden op de mat viel. De inhoud vormt een schakel tussen mijn moeder en de moeder in mij. Ik kreeg het van de choreografe van de opera- en operettevereniging waar mijn moeder pianiste was. ‘Dit pakje kocht jouw moeder voor mij toen mijn zoon werd geboren. Ik geef het aan jou zodat wanneer jij moeder wordt, je iets hebt dat jouw moeder heeft uitgezocht.’ De tape waarmee het doosje dicht zit, begint aan de randen al te vergelen. Mijn intentie het niet te openen begon romantisch. Ik wilde het bewaren, het beschouwen als een cadeau uit het hiernamaals aan de toekomst. Nu weet ik niet wanneer ik het zal openen. Of ik het ooit zal openen.

In mijn boek schrijf ik brieven aan ons kind. Op die plek, in die vorm, durfde ik het. Maar in het echt, in het hier en nu, kan ik het me niet permitteren om die gevoelens er constant te laten zijn. Dat voelt simpelweg te kwetsbaar en ik sta het mezelf daarom niet toe om teveel hoop te hebben. Zo is er bij ICSI per terugplaatsing 25 tot 35 procent kans dat het tot een kindje leidt. Dat is best veel maar toch focus ik uit zelfbescherming meer op de kans dat het niet lukt. 

Eén keer, in de zomer van 2020, toen mijn zwangerschapstest positief was en ik kortstondig zwanger was, heb ik al mijn gevoelens wel helemaal toegelaten; de blijdschap, het verheugen, het fantaseren. Ik kon het ook niet laten om het te delen met mijn vriendinnen. Het voelt alsof ik daar toen keihard voor ben afgestraft; ik had niet mogen denken dat het goed zou gaan, want na een week ging het toch mis. Die giftige, zwarte gedachten hebben denk ik te maken met het feit dat ik mijn ouders op zo’n bizarre manier ben verloren. Daardoor heeft mijn vertrouwen in het leven en dat het wel goed komt, een enorme deuk opgelopen. Het voelt voor mij veiliger om uit te gaan van het ergst denkbare scenario. 

En aan de andere kant voel ik ook enorme levenskracht, een diepe drijfveer om er, hoe dan ook, iets moois van te maken. En weiger ik te accepteren dat mijn leven een opeenstapeling is van narigheid. Er is namelijk ook zoveel wel. Het ligt op de loer dat je verlangen naar iets wat er nog niet is, iets heel kostbaars wat er wel is, ten gronde richt. En dat zal ik nooit laten gebeuren. Want ik weet ook dat mijn man en ik samen een bijzonder en betekenisvol leven kunnen hebben als het ons niet gegeven is om een kindje te krijgen. Ondanks alles kan ik ’s ochtends wakker worden, hem in zijn ogen kijken en het gevoel hebben dat ik de loterij heb gewonnen.

In corona-tijd hebben we de gewoonte ontwikkeld om iedere ochtend het strand op te gaan, daar oefeningen doen en vervolgens de golven in te duiken. Wij samen, gedragen door het water. Op die momenten wordt het gevoel om samen op een eiland te staan, juist iets moois en bijzonders. We hebben net een bus gekocht, die we om aan het bouwen zijn tot camper. Daar willen we graag de wereld mee in, nog meer reizen, nog meer ontdekken. Enerzijds lonkt de wereld dus, anderzijds is het thuis ook goed. We hebben twee katten en een fijn huis dat we volledig hebben verbouwd naar onze wensen. Soms zitten we tegenover elkaar op de bank, de katten tussen ons in, en voelt het niets minder dan compleet.’

Dit artikel verscheen in JAN Magazine 4, april 2022.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

NRC Handelsblad

Is er geen voor én geen na?

Bij de vliegramp van Tripoli, deze week tien jaar geleden, verloor Marieke Poelmann haar beide ouders. Nu was ze klaar om zelf ouder te worden. Maar misschien gebeurt dat niet.

‘Marieke, er is een vliegtuig neergestort in Tripoli. Ik denk dat papa en mama erin zaten.” Met deze woorden eindigde tien jaar geleden mijn leven als onbezorgde 22-jarige student. Samen met 69 andere Nederlanders verongelukten mijn ouders op de terugweg van een rondreis door Zuid-Afrika. De tussenstop in Libië werd iedereen fataal, op één jongetje na. Vakantiefoto’s, koffers en verhalen strandden in het woestijnzand naast de landingsbaan. 

Het eerste jaar na de ramp was een overlevingsslag, de dagen voortgestuwd door moeten in plaats van willen. Na identificatie, repatriëring, een begrafenis, een bezoek aan de rampplek en een herdenking, werd het stil. Toen begon de echte rouw, vanaf dat moment was het aan mij. 

Die eerste tijd had ik het idee dat het niet uitmaakte wat ik deed, dat ik nergens iets over te zeggen had. Vanuit de aanname dat je een speelbal van het lot bent, is het eenvoudig om weg te glijden in slachtofferschap. Dat wilde ik niet, dus koos ik ervoor te rouwen door het verdriet en de gebeurtenissen rondom de ramp actief op te zoeken. Ik gaf woorden aan mijn verdriet en schreef een boek over de nasleep van de ramp. Daarmee eigende ik mij toe wat mij was overkomen en ging ik niet langer onder het gebeurde gebukt, maar werd ik nabestaande in de letterlijke zin van het woord: ik bestond, na en met dit alles.

Door te delen wat ik had meegemaakt, werd het verlies van mijn ouders ook minder zinloos. Mensen zeiden zich te herkennen in mijn verhaal en deelden op hun beurt hun verhalen met mij. Ik leerde dat ik niet alleen was. De manier waarop ik mijn ouders verloor, is uitzonderlijk, maar de uitkomst niet: vroeg of laat krijgt bijna iedereen ermee te maken. Wat ik tien jaar geleden voor onmogelijk hield, werd werkelijkheid: het grootste gedeelte van de tijd sta ik niet meer actief stil bij hun dood. Hoewel dat niet afdoet aan het gemis, het komt nog altijd op onverwachte momenten boven.

De wieg wacht

De laatste paar jaar maakt mijn rouw een verandering door. Ik heb mijn volwassen leven op de rit gekregen zonder de hulp van mijn ouders. Ik ben getrouwd en heb een nieuw thuis gecreëerd. Ik leef met het gemis en ben het verlies te boven gekomen: de eerste maanden die voelden als tien jaar en de laatste tien jaar die ongemerkt een tijdperk vormen. Ik ben er klaar voor om van rol te wisselen: van kind naar ouder. Op zolder staat een lege wieg. Ik heb er zelf nog in gelegen. De wieg wacht, net als de kleertjes die mijn moeder voor mij bewaarde.

Wat ik op mijn 22ste al wist, wordt op mijn 32ste opnieuw duidelijk: niemand houdt de score bij hoeveel leed of verdriet je ten deel valt. Door de heftigheid van wat ik meemaakte, had ik de neiging te denken dat dit verlies mij ter compensatie op een bepaalde manier zou behoeden voor andere grote tegenslagen. 

Maar ouderloosheid is geen ticket om onder kinderloosheid uit te komen. Het een zet het ander juist zwaarder aan. Soms vraag ik me af of mijn moeder met mij mee was gegaan naar de talloze ziekenhuisbezoeken. Of ze me had geholpen bij de eerste injectie, ik haar zou bellen na weer een mislukte poging. Ik beeld me graag in dat het zo zou zijn.

„Dubbele ontworteling”, noemt fertiliteitscounselor en psychotherapeut Marja Visser het gevoel waar ik de laatste jaren mee kamp. „Je ouders verliezen gaat diep, maar als het leven na jou mogelijk ook nog stopt dan is dat dubbelop verlies – en kun je te maken krijgen met een existentiële eenzaamheid.” 

Visser vindt het logisch dat het gemis van een nog ongeboren kind de verlieservaring van overleden ouders verdiept. „Als de dreiging groter wordt dat het niet zal gaan lukken om kinderen te krijgen, ga je des te meer voelen dat je alleen staat. En dat raakt aan de pijn van het verlies van je ouders.”

Kun je dan ook rouwen om iemand die er nog niet is? Het tot nu toe uitblijven van een zwangerschap maakt het gemis van twee ouders op een nieuwe manier voelbaar. Het vertrouwen in de komst van een kind wordt op de proef gesteld door wat ik heb meegemaakt. Ik ben bang dat het verlies zich herhaalt, het is immers al een keer gebeurd. Er is niets meer vóór mij, wat als er ook niets na mij zal zijn? Dan sta ik als één generatie op een eiland in de tijd.

Een zwerm spreeuwen

„Je hangt als het ware los in je leven”, zegt Visser. Om opnieuw te wortelen, zal ik op een nieuwe manier zin en betekenis aan het leven moeten geven. Maar hoe doe je dat? 

Ik leg de kwestie voor aan socioloog Bart van Heerikhuizen. Van Heerikhuizen houdt zich onder andere bezig met de vraag of er enig soelaas bestaat tegen het idee er ooit niet meer te zijn. Hij denkt van wel. „Ik weet mij opgenomen in een zwerm spreeuwen, die was er al voordat ik er was en die zal er ook zijn na mij.” 

Hij baseert zich op een studie van de Franse socioloog Émile Durkheim (1858-1917). Die zei: „Ooit was ik er niet, maar de mensheid was er wel. Ooit zal ik er niet meer zijn, maar de mensheid zal er zijn.” Van Heerikhuizen noemt het een troostrijk idee dat we allemaal schakels zijn in een lange keten van honderdduizenden jaren aan interdependenties: we zijn altijd verbonden met anderen, in ruimte en in tijd.

Stemmen in mijn geheugen

Of ik daar troost uit kan halen – ik weet het niet zo goed. Het plaatst mijn situatie wel in een groter perspectief – en daagt me uit om verder te kijken dan de muren van mijn eigen beleving.

Marja Visser heeft een meer praktische benadering van het vraagstuk waar ik mee worstel. „Als je je ouders verliest, is de vraag: wat is de betekenis van mijn leven? Als je geen kinderen kunt krijgen, dient dezelfde vraag zich aan.” Dubbelop dus, dat vraagt bewuste aandacht: de tijd nemen om erbij stil te staan. 

Mensen om me heen, maar ook artsen, zeggen vaak: kijk naar wat er wel is en ga door. Die neiging heb ik ook, temeer daar mijn ouders er op een bepaalde manier nog wel zijn: hun stemmen in mijn geheugen voorzien me soms nog steeds van raad. En misschien lukt het nooit om kinderen te krijgen, maar ik heb de man van mijn leven aan mijn zijde. Er is niemand met wie ik liever op dit eiland in de tijd zou willen staan. Een eiland zonder voor en na, maar des te meer nu. 

Visser raadt aan de tijd te nemen. „Kijken naar wat je wel hebt is belangrijk”, zegt ze, „maar als je niet eerst naar beneden durft te gaan, naar de bodem van wat je voelt, en in plaats daarvan probeert eroverheen te springen, dan kun je vervolgens niet goed opstaan.”

Dus net als bij het verlies van mijn ouders, vraagt ook dit nieuwe grote thema in mijn leven aandacht. „Wanneer je ten volle beleeft en voelt wat er niet is, zul je natuurlijkerwijs weer oog krijgen voor wat er wel is. Je ziet het bij jonge kinderen: die vallen en schrikken van de pijn. Als daar even gezonde aandacht voor is met een kus op de zere plek, dan gaat het kind vervolgens vanzelf weer spelen.” 

Een versie van dit artikel verscheen in NRC Handelsblad van 11 mei 2020.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

TEDxUtrecht

Bekijk hier de TED-talk.

In 2010 Marieke Poelmann, 22 at the time, suddenly lost her parents as a result of a plane crash. It took her several years to see that bad things in life do not necessarily have to define you. In her talk she discusses her loss and how she learned to cope with it, and as a result came out a stronger person.

Marieke Poelmann wrote a book about losing her parents in the airplane crash in Tripoli in 2010. “It took me several years to see that bad things in life don’t necessarily define you as a person. When I suddenly lost both of my parents at 22, I thought my life was over too. Finally, I realized that there is one part of them I could never loose: the part that is in me. Slowly I got back onto my own two feet, gained strength and became an adult. In this process, against all my expectations, good things started happening again. I got to be who I wanted to be. It brought me far beyond anything I had ever imagined.” Poelmann is a writer and a freelance journalist. She studied Media and Journalism at the University of Amsterdam and worked as a producer for the Dutch news and current affairs program ‘Nieuwsuur’ in New York. Currently she is writing her second book, a fiction novel.

Marieke Poelmann

Ik ben schrijver, journalist en (TEDx) spreker. In 2015 verscheen mijn debuut ‘Alles om jullie heen is er nog’ bij De Bezige Bij, over het verlies van mijn ouders bij de vliegramp in Tripoli. In 2022 bracht ik ’Een eiland in de tijd’ uit bij Prometheus: een zoektocht naar de betekenis van het leven zonder ouders en zonder kinderen, waarin de impact van vruchtbaarheidsproblemen centraal staat. 

Ik schrijf en spreek over moeilijke onderwerpen als rouw, verlies en fertiliteitsproblemen omdat ik hoop het taboe erop te doorbreken zodat anderen zich minder alleen voelen dan ik soms doe.

Daarnaast ben ik professioneel kattenliefhebber; in juni 2020 kwam mijn eerste kinderboek uit bij Kluitman. ‘Ava en het gesponnen poezenweb’ gaat over hoe katten het internet hebben uitgevonden voor hun eigen populariteit. Mijn eigen kat Lola wandelde tijdens het schrijven regelmatig over mijn toetsenbord.  

Als freelance journalist en allround tekstschrijver werk ik voor dagbladen, tijdschriften en uiteenlopende bedrijven. Als spreker ben ik te boeken via De Schrijverscentrale.

Foto: Ilja Keizer

Contact

mail@mariekepoelmann.nl

Lauriergracht 116C
1016 RR Amsterdam

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

EenVandaag

Bekijk hier het item

Marieke Poelmann is een van de sprekers op de besloten herdenking die vandaag plaatsvindt in Nieuwegein. Ze ziet het als een enorme eer en hoopt dat ze de nabestaanden van de MH17 iets kan meegeven. De ouders van Marieke kwamen om bij de Tripoli-ramp. Nu vijf jaar later heeft zij hier een boek over geschreven: ‘Alles om jullie heen is er nog’.

De speech die zij vandaag gaat voordragen heeft ze al een tijdje af. ‘Het begin gaat ieder geval over hoe ik het nieuws over de MH17 hoorde. Daarna leg ik uit hoe ik mijn mindset veranderde in de weken/maanden na de ramp. Eerst voelde ik mij nergens meer thuis, ik had geen thuis meer, want mijn ouders waren er niet. Later veranderde dat, toen realiseerde ik dat mijn ouders toch altijd een beetje bij mij zijn. De nadruk komt te liggen op: blijf volhouden, langzaamaan gaat het steeds beter’.

Marieke ziet ook grote verschillen tussen nu en vijf jaar geleden: ‘Dit is een ramp met hele heftige politieke gevolgen. Het is veel extremer allemaal. De nabestaanden van de MH17 zijn ook een stuk opener dan de nabestaanden van de Tripoli-ramp destijds.’

In EenVandaag een gesprek met Marieke, hoe gaat zij om met het verdriet nu vijf jaar later? En wat wil zij de nabestaanden van de MH17 mee geven?

Marieke Poelmann spreekt op herdenking MH17: luister een eerder gesprek met Radio EenVandaag hier terug

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

JAN Magazine

LEVENSVERHAAL

Ruim vijf jaar geleden verliest Marieke Poelmann (27) haar beide ouders bij de vliegramp in Tripoli. De eerste weken is het verdriet te groot om erbij te kunnen. Toch zit ze vijf dagen na de begrafenis zelf weer in het vliegtuig. ‘Je bent altijd sterker dan je denkt.’

Interview: Nienke Pleysier
Fotografie: Brenda van Leeuwen
Visagie: Ronald Huisinga

In het julinummer uit 2015 van JAN Magazine.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

RTL Late Night

Op 7 mei 2015 was Marieke te gast bij Humberto Tan om te praten over haar boek dat die dag is verschenen. Dinsdag 12 mei 2015 was het vijf jaar geleden dat zeventig Nederlanders omkwamen bij een vliegramp in Tripoli, Libië. Helaas zaten ook de ouders van Marieke Poelmann aan boord van het verongelukte toestel. “Ik moest me ineens bezighouden met hypotheken, notarissen… Ik voelde me 4 en 40 tegelijk”, vertelt Marieke aan Humberto.

Bekijk hier de uitzending van RTL Late Night

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

NRC Handelsblad

Ze hadden de vakantie van hun leven. Maar ze kwamen niet terug

Ze lag te slapen toen haar ouders terugvlogen van een vakantie in Zuid-Afrika. Bij Tripoli ging het mis. Het vliegtuig crashte, nu vijf jaar geleden. Marieke Poelmann schreef een boek over deze ramp en het verlies van haar ouders. „Ik vertrouwde het leven niet meer.”

Door: Merlijn Kerkhof

Ze waren nog nooit buiten Europa op vakantie geweest. De ouders van Marieke Poelmann (27) kwamen meestal niet verder dan Duitsland. Eindelijk had het echtpaar uit Zwolle besloten naar Zuid-Afrika te gaan. Het kón ook eindelijk – met de drie kinderen ging het goed, ook met de middelste zoon om wie ze zoveel zorgen hadden gehad. Hij liep hersenschade op nadat hij op zijn elfde was geopereerd aan een hersentumor.

Verder lezen?