Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

De Volkskrant

NOOIT MEER DEZELFDE

De dood van haar ouders sloeg een gat in het leven van Marieke Poelmann. Sinds ze moeder is, voelen zij weer heel dichtbij

In de serie ‘Nooit meer dezelfde’ interviewt Coen Verbraak mensen die een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt.

Door Coen Verbraak
Fotografie Maarten Delobel 
12 juli 2023

Na de plotselinge dood van haar ouders realiseerde Marieke Poelmann zich dat ze geen generatie meer vóór haar had. Toen zwanger worden moeilijk bleek, dacht ze: wat zou het betekenen als er ook geen generatie meer na mij komt? ‘Dan zou de lijn abrupt ophouden.’

Op 12 mei 2010 was Marieke Poelmann (35) onderweg naar huis toen ze gebeld werd door haar broer. Er was een vliegtuig neergestort bij de luchthaven van Tripoli, had hij net op het nieuws gehoord. Zijn boodschap was ronduit onheilspellend: ‘Marieke, ik denk dat papa en mama in dat toestel zaten.’ Hun ouders zouden net die dag via Tripoli terugkeren van een reis naar Zuid-Afrika. Later die dag bleek dat ze inderdaad omgekomen waren, samen met 101 anderen. Op een later teruggevonden camera werd nog een foto gevonden van de zonsopgang boven Libië, die haar moeder een paar minuten voor de crash moet hebben gemaakt. ‘Dat betekent dus dat ze wakker was toen het vliegtuig verongelukte.’

De dood van haar ouders sloeg een immens gat in haar leven. ‘Je bent in één klap niemands kind meer. Je staat er alleen voor. Bij je eerste rijles, als je gaat afstuderen of als je gaat trouwen… de twee mensen die het meest trots op je zouden zijn, zijn er niet meer bij.’

De afgelopen vijf jaar was ze intensief bezig om zwanger te worden. ‘Ik verlangde steeds meer naar een kind. Want ik realiseerde me dat ik geen generatie meer vóór mij heb. Wat zou het betekenen als er ook geen generatie meer na mij komt? Dan zou de lijn abrupt ophouden. Terwijl ik graag wilde doorgeven wat mijn ouders mij hebben meegegeven.’ Het werd een uitermate moeizaam traject, waarbij de ene hormoonbehandeling de andere opvolgde. Zonder succes. Totdat ze vorig jaar toch zwanger raakte. En nu is er Bern, sinds 29 mei. Haar zoon. ‘Dit is ’m’, zegt ze stralend, terwijl ze het slapende ventje op haar arm wiegt. Hoe klein hij ook nog is, hij heeft haar bestaan nu al grondig veranderd. ‘Ik merk dat er dingen op hun plaats vallen. Ik heb het gevoel dat er met de komst van Bern een brug geslagen is over de leegte, over het gat dat hun dood heeft achtergelaten.’

Ben je nu ook weer meer met je ouders bezig?

‘De eerste weken zeker. De ouders van mijn man kwamen natuurlijk kijken. Ik zag de trots bij hen en kon helemaal uittekenen hoe trots mijn ouders geweest zouden zijn. Maar ja, ze waren er dus niet. Dat vond ik moeilijk.’

Ze wist van tevoren dat het een lange weg zou worden om in verwachting te raken. ‘Ik weet al sinds mijn twintigste dat ik een hormoonafwijking heb, PCOS, waardoor er bij mij meestal geen eisprong plaatsvindt. Mijn moeder was destijds helemaal in tranen toen ze dat hoorde. Ze wilde zo graag oma worden. Toen ik terugkwam van de gynaecoloog vond ik haar op zolder, tussen de babyspullen. Overstuur naast de familiewieg. Ik was er in die tijd nog niet zo mee bezig, maar zij vond het echt verschrikkelijk. Ze wilde in elk geval graag dat ik de familiewieg over zou nemen. Ik moest er toen nog niet aan denken. Nu ben ik heel blij dat mijn moeder ’m bewaard heeft.’

Een paar jaar na de dood van haar ouders trouwde ze en verhuisde ze naar de kust. Van een vurige kinderwens was toen nog niet echt sprake. Totdat ze een miskraam kreeg. En daarna weer een. ‘Ik was inmiddels rond de dertig en dacht: misschien is het toch raadzaam om een vruchtbaarheidstraject in te gaan. Toen ontstond die kinderwens alsnog.’

Daarop volgde een lange rondgang langs ziekenhuizen en fertiliteitsklinieken. Geen enkele methode bood soelaas. Uiteindelijk restte er nog maar één mogelijkheid: ICSI. ‘Daarbij kweken ze met behulp van medicijnen heel veel eitjes in je lichaam. Vervolgens worden in het laboratorium de sterkste zaadcellen in de eitjes geïnjecteerd. Na de bevruchting worden de embryo’s met voldoende celdeling ingevroren en vervolgens een voor een teruggeplaatst.’

‘Na twee terugplaatsingen zaten mijn man en ik er enorm doorheen. Onvruchtbaarheid is zo’n dorre akker. Ook in sociaal opzicht. Je gaat jarenlang gelijk op met de mensen om je heen. En opeens neemt iedereen de afslag richting gezinnetje. Al je vrienden krijgen kinderen. Daar konden wij niet in mee. Je merkt dat andere mensen dingen voor je gaan invullen: ‘We wilden afspreken bij een kinderplek, dus we hebben je maar niet meegevraagd.’ Zo naar en ongemakkelijk. Ik snapte wat ze bedoelden, maar het maakte me extra verdrietig.’

Ook omdat je niet voldoet aan je eigen verwachtingen?

‘Nee, nog veel erger: er is iets stúk aan mij. Dat is een pijnlijke gedachte. Er zit veel schaamte rondom onvruchtbaarheid. Je lichaam voldoet niet aan zijn kerntaak: zichzelf voortplanten. Dat grijpt diep in op je zelfbeeld.’

Wat had dat voor effect op je?

‘Ik voelde me eenzaam. Er ontstond een steeds grotere afstand tussen mij en de anderen. Het gevoel dat je achterblijft, dat de rest van je leven in het teken zal staan van compensatie van wat er niét is. Van dat grote gat in je leven.’

Terwijl je al zo’n gat kende.

‘Daar leek het ook verdacht veel op. Toen mijn ouders overleden, studeerde ik nog. In die tijd miste ik ook de aansluiting met anderen. Ik ging weleens mee uit. Dan stond ik te midden van al die vrolijke mensen te denken: ‘goh, wat hééft iedereen het hier toch naar zijn zin’. Ik kon er totaal geen deel van uitmaken.’

Wilde je een kind, of toch vooral familie?

Allebei. Ik wilde graag een kindje van ons samen. Niet als poging tot opvulling. Dat is onmogelijk. Ik denk dat we al deze stappen ook hadden gezet als mijn ouders nog geleefd hadden. Alleen waren zij er dan geweest om mij te steunen.’

Zijn naam stond tien jaar geleden al vast. ‘Ik vroeg aan mijn man: hoe zouden we onze zoon noemen? ‘Bern’, zei hij direct. Hij heeft veel met Zwitserland. En het betekent ‘beer’, een lieve en krachtige naam. Een maand voor de terugplaatsing stond ik voor het slapengaan op ons terras. Recht boven zee zag ik kraakhelder de Grote Beer. En ik dacht: bij de volgende terugplaatsing gaat het lukken. Dat wordt Bern, onze Grote Beer. Ik zag ’m in de sterren.’

Ze is tijdens haar zwangerschap vaak bang geweest dat het alsnog mis zou gaan. ‘Je raakt zo gewend aan slecht nieuws, aan de gedachte dat je per definitie aan de verkeerde kant van de statistieken staat. Voor elke echo was ik nerveus: nu gaan we vast horen dat hij dood is. Die angst is heel lang gebleven. Terwijl hij het elke keer heel goed bleek te doen.’

Was je ook nog bang dat het hebben van een kind uiteindelijk een grote teleurstelling zou kunnen zijn?

‘Dat zijn natuurlijk bijna verboden gedachten: straks vind ik het verschrikkelijk. Maar vanaf de eerste seconde hield ik van hem. Ik wist direct: ik ben er helemaal voor jou. Ik ben vanaf nu jouw allerveiligste plek op de wereld.’

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

Over Leven

Marieke Poelmann was 22 jaar toen haar ouders omkwamen bij een vliegramp. Ze schreef het boek ‘Alles om jullie heen is er nog’, dat ze opdroeg aan de toekomstige kleinkinderen van haar ouders. Maar hun komst blijft misschien uit. Haar dertiger jaren staan in het teken van haar ongewenste kinderloosheid. Hoe geef je betekenis aan het leven als er geen voor én geen na is? Coen Verbraak gaat in gesprek met Marieke over deze en andere grote levensvragen.

Bekijk hier de uitzending.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

Op1

Al vier jaar probeert schrijver Marieke Poelmann een kind te krijgen, tevergeefs. De onvervulde kinderwens heeft een extra lading, doordat haar ouders in 2010 omkwamen bij de vliegramp in Tripoli. In haar boek ‘Een eiland in de tijd’ zoekt ze naar antwoorden op de vragen: wie ben ik zonder ouders, zonder kinderen? 

Pakketje
Al vier jaar lang probeert Marieke Poelmann kinderen te krijgen, tot noch toe zonder succes. Iets wat haar veel pijn doet, zeker omdat ze haar ouders op gruwelijke wijze verloor bij een vliegramp. “Er staat een wieg op zolder. Die heb ik toen ik nog veel te jong was van mijn moeder gekregen. In de wieg ligt al jaren een pakketje dat ik heb gekregen vlak nadat mijn ouders zijn overleden. Het pakje kreeg ik van iemand die mijn moeder goed kende. Ze vertelde me dat ze het pakketje van mijn moeder had gekregen toen ze zelf een kindje kreeg en het nu aan mij wilde geven, zodat wanneer ik een kindje krijg, ik iets heb dat mijn moeder heeft uitgezocht.”

Fertiliteitstraject
Inmiddels zit Marieke al jaren in een fertiliteitstraject. Een traject dat een zware aanslag is op haar dagelijks leven. “Een fertiliteitstraject grijpt in je agenda, je geest, je lichaam en je relatie. Het voelt alsof ik de sleutel van mijn lichaam aan het ziekenhuis geef.” Het zorgt er volgens Marieke voor dat ze het gevoel heeft er niet altijd bij te horen. “Ik snap dat het voor een buitenstaander niet zomaar iets is om over te beginnen. Er is echt een afstand. Je bent vanuit je studie en werk gewend dat het leven gelijkloopt met dat van je vrienden en je buren. Dat is dubbel pijnlijk: je hebt én geen gezin en je hoort er niet bij.”

Kijk hier het hele gesprek terug.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

JAN Magazine

‘M’n eigen hummeltje vasthouden; het is een diep en hardnekkig verlangen’

Door: NIENKE PLEYSIER

Marieke Poelmann (34) zag haar toekomst als moeder zo helder voor zich dat de visioenen soms wel herinneringen leken. Maar een kind krijgen bleek voor haar alles behalve vanzelfsprekend. ‘We zitten al drieënhalf jaar in een fertiliteitstraject. Ik ben moe van het hopen, het wachten, het verlangen. Van een leven dat geen richting neemt.’

Voor mij is het verlangen naar een kind heel basaal; een oergevoel. Als ik denk aan hoe het is om een kindje in mijn buik te dragen, voel ik het in mijn hart. Een klein hummeltje vasthouden, tegen je aanvoelen; het is een diep en hardnekkig verlangen. Wij waren een van de eersten van onze vrienden die stappen zetten om een gezin te starten. In de zomer van 2016 verruilden wij Amsterdam voor een huis aan zee. Dezelfde zomer trouwden we. Van het gemeentehuis in onze nieuwe woonplaats liepen we met alle gasten naar ons nieuwe huis waar we champagne dronken op de toekomst.

Vanaf het moment dat we dit huis kochten, zag ik ook ons kindje voor me. Een jongetje, met de ogen van mijn man en mijn haar. Ik zag voor me hoe hij het paadje naar de voordeur afdribbelde, hoe hij door onze woonkamer waggelde. Scenes zo scherp dat het net herinneringen leken. Inmiddels zijn we door bijna al onze vrienden ingehaald en zo ongeveer het enige stel zonder kinderen. We zijn ruim vier jaar bezig en zitten al drieënhalf jaar in een fertiliteitstraject, we zijn bijna aan het einde van wat we nog willen en kunnen doen. Ik ben ook moe van het hopen, het wachten, het verlangen. Van een leven dat geen richting neemt.

Maar behalve mijn basale verlangen naar een kind, speelt het gemis van mijn ouders ook een rol. In 2010 kwamen zij om het leven toen vlucht 771 van Afriqiyah Airways neerstortte vlak bij de Libische hoofdstad Tripoli. Er zijn nu al momenten dat ik mijn moeder terug hoor in de dingen die ik zeg, maar ik vermoed dat wanneer ik zelf moeder word, ik haar nog meer zal tegenkomen in mijzelf. Ik verlang er naar om door te geven wat ik zelf van mijn ouders heb meegekregen: de muziek van mijn moeder, de taal van mijn vader, hun oneindige vertrouwen en liefde. Maar ik zoek ook naar wat het betekent om op mezelf te staan. Wie ik ben, zonder ouders en zonder kinderen. Alleen en toch verbonden.

In 2020 was het tien jaar geleden dat ik mijn beide ouders verloor. Ze kwamen niet meer thuis van hun eerste grote reis buiten Europa, naar Zuid-Afrika. Het neerstorten van hun vliegtuig was het openingsitem van het journaal. Beelden van de brokstukken, de woestijn. Ineens was ik onderdeel van een nationale ramp. Voor het NRC schreef ik op 12 mei 2020 een stuk ter nagedachtenis aan de ramp en mijn ouders, waarin ik ook een paar alinea’s wijdde aan mijn eigen verlangen om moeder te worden en hoe dat maar niet lukte. Ik beschreef hoe ik mezelf een eiland in de tijd voelde: zonder generatie boven mij en niets onder mij. Naar aanleiding van dat verhaal kreeg ik ontzettend veel reacties. De meeste kwamen van vrouwen met een onvervulde kinderwens. Ook werd ik benaderd door een redacteur van uitgeverij Prometheus. Ze vroeg of ik mijn ervaringen in een boek wilde vangen, net als ik vijf jaar eerder deed naar aanleiding van het verlies van mijn ouders.

Nu, bijna twee jaar later, is dat boek er. Het is mijn rauwe, eerlijke verhaal. En ja, het voelt eng en kwetsbaar om dit de wereld in te sturen maar ik voel me gesteund door alle positieve reacties die ik destijds kreeg op mijn artikel. Vaak treden vrouwen pas naar buiten met hun vruchtbaarheidsproblematiek als het uiteindelijk toch is gelukt, of als ze echt vrede hebben met het gegeven dat het moederschap niet voor hen is weggelegd. Ik zit er nog midden in en ik vertel mijn verhaal nu al. Omdat dit voor mij de rauwe kern is van fertiliteitsproblematiek: het niet weten welke kant je leven opgaat. Het in de wachtstand staan. Bij alle keuzes die je maakt, je weer af te vragen, maar wat als ik dan zwanger ben? Ik ben het zo zat om die vraag in mijn hoofd te horen. Er is ook een hoop schaamte rondom het onderwerp. Het voelt voor veel vrouwen toch als falen wanneer het niet lukt om zwanger te worden. Alsof er iets mis met je is. Waartoe ben je op aarde? Om je voort te planten, wat als je daartoe niet in staat bent?

Het zou misschien makkelijker zijn om mijn verhaal te delen als we al wisten hoe het zou eindigen; met of zonder kinderen. Maar in dat niet weten, zit dus precies de pijn. Laat mij dat dan maar verwoorden. Ik heb dat destijds ook gedaan met het boek over het verlies van mijn ouders. Het voelde toen ook goed om mijn verdriet te kanaliseren, om iets te creëren, opdat het allemaal niet voor niks is geweest. Zo voelt het nu ook. Door mijn verhaal te delen, kan ik er tenminste iets mee doen en lijkt het wachten minder zinloos.

Mijn cyclus is altijd heel onregelmatig geweest; soms zitten er vijfendertig maar meestal vijfenveertig dagen tussen mijn menstruaties. Toen ik begin twintig was viel voor het eerst de naam PCOS, het syndroom waar ik aan zou lijden. PCOS staat voor polycysteus-ovariumsyndroom. Het belangrijkste kenmerk is dat er meer en vaak grotere eiblaasjes dan normaal in de eierstokken groeien. Deze blaasjes zijn met zovelen dat er geen duidelijke ‘winnaar’ naar voren komt, waardoor er meestal geen eisprong is. Mij werd destijds geadviseerd om de pil te gaan slikken om mijn cyclus te reguleren. En zodra ik een kinderwens zou hebben, konden we kijken naar ‘behandelmethodes’. Want de kans was groot dat ik moeilijk zwanger zou worden. En dat bleek dus ook zo te zijn.

Inmiddels hebben we er drieënhalf jaar van vruchtbaarheidsbehandelingen opzitten en is voor ons het einde van het traject in zicht. Na talloze hormoonbehandelingen die een eisprong moeten opwekken, na IUI, een behandeling waarbij zaadcellen ingebracht worden rondom de eisprong, na twee miskramen, hebben we nu de laatste stap genomen die we willen en kunnen nemen: ICSI; een uitgebreide vorm van IVF, waarbij de zaadcel in de eicel wordt gebracht en het embryo wordt teruggeplaatst. Voor deze behandeling worden er via een punctie eitjes geoogst; het liefst zo veel mogelijk.

Ter voorbereiding moest ik in 8 dagen tijd 14 hormooninjecties in mijn buik zetten. Bij de laatste injectie verloor ik het bewustzijn; mijn lichaam was op en dit was het zwaarste traject tot nu toe. Normaal gesproken heeft een vrouw iedere maand 1 eitje dat groot groeit; ik had er 27. Mijn buik was zo bol en opgezet en mijn lichaam voelde als een fabriek, waarmee ik de connectie kwijt was geraakt. Ik durf al lang niet meer op mijn lijf te vertrouwen. Er liggen op dit moment zes embryo’s in de vriezer van het UMC te wachten tot de eerste teruggeplaatst kan worden. We hebben nu tegen elkaar gezegd: als deze zes niet tot een kindje leiden, dan stoppen we. 

Het is voor mijn man leidend hoe ik erin sta. Een gezin was ook altijd onderdeel van zijn toekomstbeeld, maar zijn wens om een kind te krijgen is toch anders dan die van mij. Het is minder basaal, minder lichamelijk ook. Voor hem zal het daarom misschien ook anders zijn om het straks wellicht los te moeten laten. Maar natuurlijk ben ik bang geweest dat hij mij ooit zou verlaten om het uitblijven van een kindje. Het leek mij belangrijk, maar ook doodeng, om hem die vraag ook daadwerkelijk te stellen. Tijdens onze vakantie op het Griekse eiland waar hij mij een paar jaar eerder ten huwelijk had gevraagd, vroeg ik het: ‘Heb je de afweging gemaakt of je ook de rest van je leven bij me wilt blijven als ik je geen kinderen kan geven?’  Ook al wist ik diep van binnen wel wat zijn antwoord zou zijn, toch klopte mijn hart in mijn keel. Maar voor Joost bestond er geen twijfel: zijn wens om een gezin te stichten is kleiner dan zijn wens om met mij te zijn. En inmiddels zijn we wel klaar om, mocht de ICSI op niets uitlopen, de controle over ons leven weer terug te pakken. Ik zeg weleens dat ik nu bijna meer verlang naar een definitief antwoord, een ja, of een nee, dan naar een kindje zelf. Dat klinkt misschien gek, maar de onzekerheid is slopend. En tegelijkertijd weet ik ook dat een definitief ‘nee’, ook weer een heel rouwproces met zich mee zal brengen. En dat ik dan echt afscheid moet gaan nemen van het beeld van ons als gezin.

Op zolder staat de wieg die mijn moeder voor mij bewaarde. De wieg waarin ik heb gelegen en later mijn kindje zou liggen. In die wieg ligt ook een pakje, ik bewaar het daar al jaren. Het pakketje is ongeopend, al sinds het tien jaar geleden op de mat viel. De inhoud vormt een schakel tussen mijn moeder en de moeder in mij. Ik kreeg het van de choreografe van de opera- en operettevereniging waar mijn moeder pianiste was. ‘Dit pakje kocht jouw moeder voor mij toen mijn zoon werd geboren. Ik geef het aan jou zodat wanneer jij moeder wordt, je iets hebt dat jouw moeder heeft uitgezocht.’ De tape waarmee het doosje dicht zit, begint aan de randen al te vergelen. Mijn intentie het niet te openen begon romantisch. Ik wilde het bewaren, het beschouwen als een cadeau uit het hiernamaals aan de toekomst. Nu weet ik niet wanneer ik het zal openen. Of ik het ooit zal openen.

In mijn boek schrijf ik brieven aan ons kind. Op die plek, in die vorm, durfde ik het. Maar in het echt, in het hier en nu, kan ik het me niet permitteren om die gevoelens er constant te laten zijn. Dat voelt simpelweg te kwetsbaar en ik sta het mezelf daarom niet toe om teveel hoop te hebben. Zo is er bij ICSI per terugplaatsing 25 tot 35 procent kans dat het tot een kindje leidt. Dat is best veel maar toch focus ik uit zelfbescherming meer op de kans dat het niet lukt. 

Eén keer, in de zomer van 2020, toen mijn zwangerschapstest positief was en ik kortstondig zwanger was, heb ik al mijn gevoelens wel helemaal toegelaten; de blijdschap, het verheugen, het fantaseren. Ik kon het ook niet laten om het te delen met mijn vriendinnen. Het voelt alsof ik daar toen keihard voor ben afgestraft; ik had niet mogen denken dat het goed zou gaan, want na een week ging het toch mis. Die giftige, zwarte gedachten hebben denk ik te maken met het feit dat ik mijn ouders op zo’n bizarre manier ben verloren. Daardoor heeft mijn vertrouwen in het leven en dat het wel goed komt, een enorme deuk opgelopen. Het voelt voor mij veiliger om uit te gaan van het ergst denkbare scenario. 

En aan de andere kant voel ik ook enorme levenskracht, een diepe drijfveer om er, hoe dan ook, iets moois van te maken. En weiger ik te accepteren dat mijn leven een opeenstapeling is van narigheid. Er is namelijk ook zoveel wel. Het ligt op de loer dat je verlangen naar iets wat er nog niet is, iets heel kostbaars wat er wel is, ten gronde richt. En dat zal ik nooit laten gebeuren. Want ik weet ook dat mijn man en ik samen een bijzonder en betekenisvol leven kunnen hebben als het ons niet gegeven is om een kindje te krijgen. Ondanks alles kan ik ’s ochtends wakker worden, hem in zijn ogen kijken en het gevoel hebben dat ik de loterij heb gewonnen.

In corona-tijd hebben we de gewoonte ontwikkeld om iedere ochtend het strand op te gaan, daar oefeningen doen en vervolgens de golven in te duiken. Wij samen, gedragen door het water. Op die momenten wordt het gevoel om samen op een eiland te staan, juist iets moois en bijzonders. We hebben net een bus gekocht, die we om aan het bouwen zijn tot camper. Daar willen we graag de wereld mee in, nog meer reizen, nog meer ontdekken. Enerzijds lonkt de wereld dus, anderzijds is het thuis ook goed. We hebben twee katten en een fijn huis dat we volledig hebben verbouwd naar onze wensen. Soms zitten we tegenover elkaar op de bank, de katten tussen ons in, en voelt het niets minder dan compleet.’

Dit artikel verscheen in JAN Magazine 4, april 2022.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

NRC Handelsblad

Is er geen voor én geen na?

Bij de vliegramp van Tripoli, deze week tien jaar geleden, verloor Marieke Poelmann haar beide ouders. Nu was ze klaar om zelf ouder te worden. Maar misschien gebeurt dat niet.

‘Marieke, er is een vliegtuig neergestort in Tripoli. Ik denk dat papa en mama erin zaten.” Met deze woorden eindigde tien jaar geleden mijn leven als onbezorgde 22-jarige student. Samen met 69 andere Nederlanders verongelukten mijn ouders op de terugweg van een rondreis door Zuid-Afrika. De tussenstop in Libië werd iedereen fataal, op één jongetje na. Vakantiefoto’s, koffers en verhalen strandden in het woestijnzand naast de landingsbaan. 

Het eerste jaar na de ramp was een overlevingsslag, de dagen voortgestuwd door moeten in plaats van willen. Na identificatie, repatriëring, een begrafenis, een bezoek aan de rampplek en een herdenking, werd het stil. Toen begon de echte rouw, vanaf dat moment was het aan mij. 

Die eerste tijd had ik het idee dat het niet uitmaakte wat ik deed, dat ik nergens iets over te zeggen had. Vanuit de aanname dat je een speelbal van het lot bent, is het eenvoudig om weg te glijden in slachtofferschap. Dat wilde ik niet, dus koos ik ervoor te rouwen door het verdriet en de gebeurtenissen rondom de ramp actief op te zoeken. Ik gaf woorden aan mijn verdriet en schreef een boek over de nasleep van de ramp. Daarmee eigende ik mij toe wat mij was overkomen en ging ik niet langer onder het gebeurde gebukt, maar werd ik nabestaande in de letterlijke zin van het woord: ik bestond, na en met dit alles.

Door te delen wat ik had meegemaakt, werd het verlies van mijn ouders ook minder zinloos. Mensen zeiden zich te herkennen in mijn verhaal en deelden op hun beurt hun verhalen met mij. Ik leerde dat ik niet alleen was. De manier waarop ik mijn ouders verloor, is uitzonderlijk, maar de uitkomst niet: vroeg of laat krijgt bijna iedereen ermee te maken. Wat ik tien jaar geleden voor onmogelijk hield, werd werkelijkheid: het grootste gedeelte van de tijd sta ik niet meer actief stil bij hun dood. Hoewel dat niet afdoet aan het gemis, het komt nog altijd op onverwachte momenten boven.

De wieg wacht

De laatste paar jaar maakt mijn rouw een verandering door. Ik heb mijn volwassen leven op de rit gekregen zonder de hulp van mijn ouders. Ik ben getrouwd en heb een nieuw thuis gecreëerd. Ik leef met het gemis en ben het verlies te boven gekomen: de eerste maanden die voelden als tien jaar en de laatste tien jaar die ongemerkt een tijdperk vormen. Ik ben er klaar voor om van rol te wisselen: van kind naar ouder. Op zolder staat een lege wieg. Ik heb er zelf nog in gelegen. De wieg wacht, net als de kleertjes die mijn moeder voor mij bewaarde.

Wat ik op mijn 22ste al wist, wordt op mijn 32ste opnieuw duidelijk: niemand houdt de score bij hoeveel leed of verdriet je ten deel valt. Door de heftigheid van wat ik meemaakte, had ik de neiging te denken dat dit verlies mij ter compensatie op een bepaalde manier zou behoeden voor andere grote tegenslagen. 

Maar ouderloosheid is geen ticket om onder kinderloosheid uit te komen. Het een zet het ander juist zwaarder aan. Soms vraag ik me af of mijn moeder met mij mee was gegaan naar de talloze ziekenhuisbezoeken. Of ze me had geholpen bij de eerste injectie, ik haar zou bellen na weer een mislukte poging. Ik beeld me graag in dat het zo zou zijn.

„Dubbele ontworteling”, noemt fertiliteitscounselor en psychotherapeut Marja Visser het gevoel waar ik de laatste jaren mee kamp. „Je ouders verliezen gaat diep, maar als het leven na jou mogelijk ook nog stopt dan is dat dubbelop verlies – en kun je te maken krijgen met een existentiële eenzaamheid.” 

Visser vindt het logisch dat het gemis van een nog ongeboren kind de verlieservaring van overleden ouders verdiept. „Als de dreiging groter wordt dat het niet zal gaan lukken om kinderen te krijgen, ga je des te meer voelen dat je alleen staat. En dat raakt aan de pijn van het verlies van je ouders.”

Kun je dan ook rouwen om iemand die er nog niet is? Het tot nu toe uitblijven van een zwangerschap maakt het gemis van twee ouders op een nieuwe manier voelbaar. Het vertrouwen in de komst van een kind wordt op de proef gesteld door wat ik heb meegemaakt. Ik ben bang dat het verlies zich herhaalt, het is immers al een keer gebeurd. Er is niets meer vóór mij, wat als er ook niets na mij zal zijn? Dan sta ik als één generatie op een eiland in de tijd.

Een zwerm spreeuwen

„Je hangt als het ware los in je leven”, zegt Visser. Om opnieuw te wortelen, zal ik op een nieuwe manier zin en betekenis aan het leven moeten geven. Maar hoe doe je dat? 

Ik leg de kwestie voor aan socioloog Bart van Heerikhuizen. Van Heerikhuizen houdt zich onder andere bezig met de vraag of er enig soelaas bestaat tegen het idee er ooit niet meer te zijn. Hij denkt van wel. „Ik weet mij opgenomen in een zwerm spreeuwen, die was er al voordat ik er was en die zal er ook zijn na mij.” 

Hij baseert zich op een studie van de Franse socioloog Émile Durkheim (1858-1917). Die zei: „Ooit was ik er niet, maar de mensheid was er wel. Ooit zal ik er niet meer zijn, maar de mensheid zal er zijn.” Van Heerikhuizen noemt het een troostrijk idee dat we allemaal schakels zijn in een lange keten van honderdduizenden jaren aan interdependenties: we zijn altijd verbonden met anderen, in ruimte en in tijd.

Stemmen in mijn geheugen

Of ik daar troost uit kan halen – ik weet het niet zo goed. Het plaatst mijn situatie wel in een groter perspectief – en daagt me uit om verder te kijken dan de muren van mijn eigen beleving.

Marja Visser heeft een meer praktische benadering van het vraagstuk waar ik mee worstel. „Als je je ouders verliest, is de vraag: wat is de betekenis van mijn leven? Als je geen kinderen kunt krijgen, dient dezelfde vraag zich aan.” Dubbelop dus, dat vraagt bewuste aandacht: de tijd nemen om erbij stil te staan. 

Mensen om me heen, maar ook artsen, zeggen vaak: kijk naar wat er wel is en ga door. Die neiging heb ik ook, temeer daar mijn ouders er op een bepaalde manier nog wel zijn: hun stemmen in mijn geheugen voorzien me soms nog steeds van raad. En misschien lukt het nooit om kinderen te krijgen, maar ik heb de man van mijn leven aan mijn zijde. Er is niemand met wie ik liever op dit eiland in de tijd zou willen staan. Een eiland zonder voor en na, maar des te meer nu. 

Visser raadt aan de tijd te nemen. „Kijken naar wat je wel hebt is belangrijk”, zegt ze, „maar als je niet eerst naar beneden durft te gaan, naar de bodem van wat je voelt, en in plaats daarvan probeert eroverheen te springen, dan kun je vervolgens niet goed opstaan.”

Dus net als bij het verlies van mijn ouders, vraagt ook dit nieuwe grote thema in mijn leven aandacht. „Wanneer je ten volle beleeft en voelt wat er niet is, zul je natuurlijkerwijs weer oog krijgen voor wat er wel is. Je ziet het bij jonge kinderen: die vallen en schrikken van de pijn. Als daar even gezonde aandacht voor is met een kus op de zere plek, dan gaat het kind vervolgens vanzelf weer spelen.” 

Een versie van dit artikel verscheen in NRC Handelsblad van 11 mei 2020.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

TEDxUtrecht

Bekijk hier de TED-talk.

In 2010 Marieke Poelmann, 22 at the time, suddenly lost her parents as a result of a plane crash. It took her several years to see that bad things in life do not necessarily have to define you. In her talk she discusses her loss and how she learned to cope with it, and as a result came out a stronger person.

Marieke Poelmann wrote a book about losing her parents in the airplane crash in Tripoli in 2010. “It took me several years to see that bad things in life don’t necessarily define you as a person. When I suddenly lost both of my parents at 22, I thought my life was over too. Finally, I realized that there is one part of them I could never loose: the part that is in me. Slowly I got back onto my own two feet, gained strength and became an adult. In this process, against all my expectations, good things started happening again. I got to be who I wanted to be. It brought me far beyond anything I had ever imagined.” Poelmann is a writer and a freelance journalist. She studied Media and Journalism at the University of Amsterdam and worked as a producer for the Dutch news and current affairs program ‘Nieuwsuur’ in New York. Currently she is writing her second book, a fiction novel.

Marieke Poelmann

Ik ben schrijver, journalist en (TEDx) spreker. In 2015 verscheen mijn debuut ‘Alles om jullie heen is er nog’ bij De Bezige Bij, over het verlies van mijn ouders bij de vliegramp in Tripoli. In 2022 bracht ik ’Een eiland in de tijd’ uit bij Prometheus: een zoektocht naar de betekenis van het leven zonder ouders en zonder kinderen, waarin de impact van vruchtbaarheidsproblemen centraal staat. 

Ik schrijf en spreek over moeilijke onderwerpen als rouw, verlies en fertiliteitsproblemen omdat ik hoop het taboe erop te doorbreken zodat anderen zich minder alleen voelen dan ik soms doe.

Daarnaast ben ik professioneel kattenliefhebber; in juni 2020 kwam mijn eerste kinderboek uit bij Kluitman. ‘Ava en het gesponnen poezenweb’ gaat over hoe katten het internet hebben uitgevonden voor hun eigen populariteit. Mijn eigen kat Lola wandelde tijdens het schrijven regelmatig over mijn toetsenbord.  

Als freelance journalist en allround tekstschrijver werk ik voor dagbladen, tijdschriften en uiteenlopende bedrijven. Als spreker ben ik te boeken via De Schrijverscentrale.

Foto: Ilja Keizer

Contact

mail@mariekepoelmann.nl

Lauriergracht 116C
1016 RR Amsterdam

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

EenVandaag

Bekijk hier het item

Marieke Poelmann is een van de sprekers op de besloten herdenking die vandaag plaatsvindt in Nieuwegein. Ze ziet het als een enorme eer en hoopt dat ze de nabestaanden van de MH17 iets kan meegeven. De ouders van Marieke kwamen om bij de Tripoli-ramp. Nu vijf jaar later heeft zij hier een boek over geschreven: ‘Alles om jullie heen is er nog’.

De speech die zij vandaag gaat voordragen heeft ze al een tijdje af. ‘Het begin gaat ieder geval over hoe ik het nieuws over de MH17 hoorde. Daarna leg ik uit hoe ik mijn mindset veranderde in de weken/maanden na de ramp. Eerst voelde ik mij nergens meer thuis, ik had geen thuis meer, want mijn ouders waren er niet. Later veranderde dat, toen realiseerde ik dat mijn ouders toch altijd een beetje bij mij zijn. De nadruk komt te liggen op: blijf volhouden, langzaamaan gaat het steeds beter’.

Marieke ziet ook grote verschillen tussen nu en vijf jaar geleden: ‘Dit is een ramp met hele heftige politieke gevolgen. Het is veel extremer allemaal. De nabestaanden van de MH17 zijn ook een stuk opener dan de nabestaanden van de Tripoli-ramp destijds.’

In EenVandaag een gesprek met Marieke, hoe gaat zij om met het verdriet nu vijf jaar later? En wat wil zij de nabestaanden van de MH17 mee geven?

Marieke Poelmann spreekt op herdenking MH17: luister een eerder gesprek met Radio EenVandaag hier terug

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

JAN Magazine

LEVENSVERHAAL

Ruim vijf jaar geleden verliest Marieke Poelmann (27) haar beide ouders bij de vliegramp in Tripoli. De eerste weken is het verdriet te groot om erbij te kunnen. Toch zit ze vijf dagen na de begrafenis zelf weer in het vliegtuig. ‘Je bent altijd sterker dan je denkt.’

Interview: Nienke Pleysier
Fotografie: Brenda van Leeuwen
Visagie: Ronald Huisinga

In het julinummer uit 2015 van JAN Magazine.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

RTL Late Night

Op 7 mei 2015 was Marieke te gast bij Humberto Tan om te praten over haar boek dat die dag is verschenen. Dinsdag 12 mei 2015 was het vijf jaar geleden dat zeventig Nederlanders omkwamen bij een vliegramp in Tripoli, Libië. Helaas zaten ook de ouders van Marieke Poelmann aan boord van het verongelukte toestel. “Ik moest me ineens bezighouden met hypotheken, notarissen… Ik voelde me 4 en 40 tegelijk”, vertelt Marieke aan Humberto.

Bekijk hier de uitzending van RTL Late Night

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

NRC Handelsblad

Ze hadden de vakantie van hun leven. Maar ze kwamen niet terug

Ze lag te slapen toen haar ouders terugvlogen van een vakantie in Zuid-Afrika. Bij Tripoli ging het mis. Het vliegtuig crashte, nu vijf jaar geleden. Marieke Poelmann schreef een boek over deze ramp en het verlies van haar ouders. „Ik vertrouwde het leven niet meer.”

Door: Merlijn Kerkhof

Ze waren nog nooit buiten Europa op vakantie geweest. De ouders van Marieke Poelmann (27) kwamen meestal niet verder dan Duitsland. Eindelijk had het echtpaar uit Zwolle besloten naar Zuid-Afrika te gaan. Het kón ook eindelijk – met de drie kinderen ging het goed, ook met de middelste zoon om wie ze zoveel zorgen hadden gehad. Hij liep hersenschade op nadat hij op zijn elfde was geopereerd aan een hersentumor.

Verder lezen?