Categorieën
Actueel Media

FLAIR

‘Ergens is er licht en daar wil ik naartoe’

Door: JADRIKE BOELS

Wat als er geen generatie meer voor je is en geen generatie meer na je komt? Marieke (33) verloor haar ouders bij de vliegramp in Tripoli in 2010 en worstelt nu met ongewilde kinderloosheid. “Het is alsof ik zwevend in het leven hang omdat ik aan beide kanten een anker mis.”

“Marieke, er is een vliegtuig neergestort in Tripoli. Ik denk dat papa en mama erin zaten.” Deze zin veranderde mijn leven voorgoed. Mijn wortels, mijn thuis; alles was in één klap weg. Ik was tweeëntwintig en te jong om echt op eigen benen te staan. Ja, ik had al in Parijs gewoond voor mijn zangstudie en woonde inmiddels op mezelf in Amsterdam, maar ik was er nog lang niet.

Ik had mijn ouders nog nodig om mij door het leven te gidsen. Ik had mijn moeder nodig die zich over mij ontfermde alsof ik nog steeds haar kleine meisje was, die mijn lievelingseten kookte en mijn was deed. Mijn vader die trots met mij de stad in ging of samen met mij een taart bakte. Ik had hun wijze woorden nodig. Hun humor. Hun liefde. Het was te vroeg. De manier waarop te zwaar. De vanzelfsprekendheid en zorgeloosheid die nog over waren na mijn jeugd, waren in één klap weg. Mijn vertrouwen in een happy end verdween.

Ik keek altijd enorm op tegen mijn ouders. Mijn moeder was mijn eigen Mary Poppins. Ze was knuffelig, speels en zong graag liedjes met me. Ze was ferm, maar altijd liefdevol. Zo’n moeder wil ik ook worden als ik later groot ben, dacht ik altijd. Want dat ik moeder wilde worden, heb ik altijd geweten. Niet omdat ik graag met poppen speelde, of droomde over het zorgen voor een baby, maar omdat ik het diep vanbinnen voelde. Mijn moeder benadrukte altijd hoe leuk ze het vond om moeder te zijn en ik vond het vanzelfsprekend dat dit later ook mijn pad zou worden. Maar na 12 mei 2010, de dag waarop het vliegtuig waar mijn ouders in zaten neerstortte, was niks meer vanzelfsprekend.

Samen met mijn ouders, werd mijn optimisme uit mijn leven weggerukt. Door hun dood leerde ik dat het áltijd erger kan, dat je maar beter van het slechtste kunt uitgaan, want waarom zou ongeluk jou bespaard blijven? Een heel giftige gedachte die nu, bijna twaalf jaar later, nog steeds impact heeft. Ook op mijn grote wens: moeder worden.

Ik had al vroeg kunnen weten dat het krijgen van kinderen een uitdaging zou worden. Mijn cyclus was vanaf het begin onregelmatig. Soms was ik weken niet ongesteld om daarna juist weken achter elkaar te bloeden. Zorgen maakte ik me niet. Ik was twaalf en vond het boven alles supergênant. Helaas ontging mijn moeder niks.‘Ben je nou al weer ongesteld?’ Tot mijn grote irritatie zat ze er bovenop.

Ik probeerde het zo lang mogelijk weg te wuiven, maar toen ik op mijn veertiende zulke hevige bloedingen kreeg dat ik niet meer naar school kon, moest ik van mijn moeder naar de dokter. Het was mijn ergste nachtmerrie als puber: met een mannelijke arts praten over mijn ongesteldheid, ik vond het verschrikkelijk. Net als de oplossing: de anticonceptiepil als een soort hormoonkanon dat alles onderdrukte.

Ik schaamde me enorm, wat nou als mensen dachten dat ik al seks had? Ik hield het angstvallig stil en liet mijn moeder beloven dat ze het aan niemand zou vertellen, ook niet aan mijn vader. Het wende snel. De symptomen verdwenen, ik hoefde geen matras meer in mijn onderbroek te dragen en toen ik een vriendje kreeg, hoefde ik mijn zeer betrokken moeder niet te vragen of ik aan de pil mocht.

Toen het op mijn twintigste uitging met mijn eerste vriendje en ik verhuisde naar Parijs voor mijn studie, besloot ik met de pil te stoppen. Gewoon, om te kijken wat mijn lichaam zou doen. Nadat ik vanuit het niks flauwviel tijdens de les, kwam aan het licht dat ik PCOS had. Een syndroom waarbij er vochtblaasjes in de eierstokken groeien die een regelmatige eisprong verhinderen.‘Als je aan de pil gaat, heb je nergens last van. Kom maar terug als je kinderen wilt,’ was de boodschap van de gynaecoloog. Ik vroeg geschrokken of ik onvruchtbaar was. Het zou moeilijker kunnen gaan, maar dat konden we tegen die tijd wel bekijken, was het antwoord. En voor ik het wist, stond ik weer buiten. Ik haalde mijn schouders op. Als ik over jaren kinderen wilde, zou er vast een oplossing zijn.

Mijn moeder was daarentegen aangeslagen. Ze nam me thuis mee naar zolder en liet me geëmotioneerd mijn oude babykleren en wiegje zien. Ik voelde me opgelaten door haar emoties, want ik voelde er niks bij. Ik had geen relatie, ik had geen plannen, ik woonde in Parijs; ik had geen ruimte in mijn hoofd voor zorgen over kinderen. Daarbij wist ik het zeker: op een gegeven moment zou ik gewoon moeder worden. Mama probeerde mijn oude wiegje nog aan me te slijten, maar ik wilde er niks van weten. ‘Zet ’m maar op Marktplaats,’ zei ik. Maar ze luisterde niet en bewaarde het. Voor als de tijd rijp was.”

Kus op mijn voorhoofd

“Twee jaar na het overlijden van mijn ouders ontmoette ik de liefde van mijn leven. ‘Ik ga een man voor je vinden vanavond,’ zei mijn vriendin zelfverzekerd aan het begin van een stapavond. We namen in een bar in Amsterdam een strategische positie in ten opzichte van de deur en bestudeerden elke man die binnenwandelde. En daar was hij. Een megaknappe man met donker haar, bergschoenen en een bodywarmer aan. Hij nam nonchalant plaats op de leuning van een bank aan de andere kant van de ruimte en ik kon mijn ogen niet van hem afhouden.

Normaal stapte ik zelf op mannen af, maar ik had deze avond met mezelf afgesproken dat een man op mij af moest komen.Voor mijn gevoel heb ik twee uur naar hem gestaard. Net toen ik het wilde opgeven, tikte hij me op mijn schouder. We hebben uren gepraat, waarna hij afscheid nam met een kus op mijn voorhoofd. Toen ik over de grachten naar huis fietste, dacht ik: wat als dit mijn man is? Maar ik wuifde de gedachte weg: mijn leven was geen romantische film. Achteraf bleek mijn gevoel toch te kloppen.

We zijn inmiddels ruim vijf jaar getrouwd. En hij gaf mij het vertrouwen in het leven terug. We zijn bijna symbiotisch. We hebben een vergelijkbare jeugd gehad en we verstaan elkaar. Hij ziet mij, ik zie hem. En die kinderwens had hij ook. Daarom besloten we na een aantal jaar ons bruisende stadsleven in Amsterdam in te ruilen voor een huis aan zee. Een familiehuis met vier slaapkamers en een tuin. Zorgen over PCOS maakte ik me niet. Voor het eerst in jaren voelde ik me in balans. Ik had ontdekt wie ik was, had een duidelijk beeld van wat ik met mijn leven wilde en was ervan overtuigd dat met mijn man aan mijn zijde alles goed zou komen.‘Ik weet het zeker, wij krijgen gewoon een kind,’ zei hij vaak zelfverzekerd. Het werkte aanstekelijk. Ik was uitzonderlijk optimistisch en voelde een oerverlangen een kindje in mijn buik te dragen.

Na zo’n negen maanden proberen wist ik het zeker: ik was zwanger. Mijn borsten voelden alsof ze op knappen stonden, de tranen rolden al over mijn wangen als ik de stekker niet in het stopcontact kreeg en geuren kwamen hard binnen. Het waren de klassieke tekenen. Na twee weken stortte ik in door felle pijnscheuten in mijn onderbuik. Mijn man hielp me omhoog waarna ik een golf vanuit mijn baarmoeder voelde opzetten. Ik rende naar de wc en verwijderde de menstruatiecup die ik die ochtend voor de zekerheid in had gedaan. Hij zat tot de rand vol met donkerrood bloed. Aan de oppervlakte dreef een soort zakje met een aderige structuur. Zie je nou wel, dacht ik. Ik was zwanger. Die gedachte veranderde heel gauw in de realisatie dat het nu dus alweer voorbij was.

Het was zo overweldigend en snel dat ik het niet kon bevatten. Mijn man probeerde er een positieve draai aan te geven: ‘Het goede nieuws is dat je zwanger kunt worden.’ Maar ik voelde heel diep vanbinnen dat dit geen makkelijke route ging worden. De donkere gedachten die na het overlijden van mijn ouders hun intrede deden in mijn leven, staken weer de kop op. Zie je nou wel, ook dit gaat mis, zei een stemmetje. Ik probeerde de stem weg te drukken en positief te blijven, maar wanneer je drie keer in de week met je benen wijd in het ziekenhuis ligt, raak je die positiviteit snel kwijt.

De miskraam was het begin van de medische molen waar ik nu al vier jaar in zit. Het begon met clomifeen, hormoonmedicatie die de eisprong in gang moest zetten. De dosis ging stapsgewijs omhoog totdat bij mij de stoppen doorsloegen. Ik had een kort lontje en raakte de grip op mijn emoties en gedachten soms zo kwijt dat ik mezelf of mijn man iets wilde aandoen. Hij trapte op de rem. Ja, we wilden graag kinderen, maar het moest niet ten koste gaan van alles. Van ons. ‘Er zijn grenzen,’ zei hij streng. Ik was het met hem eens, ik raakte mezelf compleet kwijt door die pillen.

We stapten over op medicatie met minder bijwerkingen. Nadeel dit keer: we moesten getimed met elkaar naar bed. Ik kreeg een echo waarna ik hoorde dat mijn eicel op springen stond en wij aan de bak moesten. Opnieuw trapte mijn man na een aantal maanden op de rem. Hij vond dat we op deze manier alles wat fijn was aan seks met elkaar eruit ramden. Hij was ervan overtuigd dat dit iets onherstelbaar kapot zou maken. Ik vond het superfrustrerend. Mijn eicel was er klaar voor, waarom wilde hij niet? Ik was hypergefocust, geobsedeerd bijna. Maar mijn man hield voet bij stuk en uiteindelijk zag ik in dat hij gelijk had: we moesten het fertiliteitstraject uit de slaapkamer halen.

Inseminatie was de volgende stap. Ik moest dagelijks hormooninjecties in mijn onderbuik zetten voor de optimalisatie van mijn eicellen. ‘De productie’ van mijn man, zoals ze dat zo mooi noemen, werd vervolgens tijdens mijn ovulatie met een slangetje in mijn baarmoeder gespoten. Na vijf vermoeiende rondes zonder resultaat, brak corona uit. We waren inmiddels ruim twee jaar bezig en ik was op, fysiek en mentaal. Het voelde alsof iedereen om me heen inmiddels moeder óf zwanger was. Vriendinnen, buren, collega’s, willekeurige mensen op straat; als je de dertig gepasseerd bent regent het opeens baby’s. Iedereen begint aan een gezin, zoals wij ook hadden gepland. Bij de eerste zwangerschapsaankondigingen was ik nog heel enthousiast en geïnteresseerd. Ik stelde volop vragen, met het idee dat ik als volgende aan de beurt was. Maar hoe langer mijn traject duurde, hoe meer elke zwangerschapsaankondiging aanvoelde als het opvangen van een kogel.

Vrienden hadden steeds minder tijd en als we wel samen waren, ging een groot deel van de aandacht naar hun kleintjes. Dat begrijp ik, en ik gun het iedereen, maar ik gun het ons ook. Het voelt ontzettend eenzaam en oneerlijk dat het ons niet gegeven is. Alsof ik de boot heb gemist, terwijl ik als eerste op de kade stond met een kaartje in mijn hand. Iedereen om me heen gaat aan boord, met of zonder kaartje, sommigen springen er gewoon op, sommigen zijn zelfs verrast dat ze op de boot staan, maar ik sta vast op de kade met mijn goede gedrag. We maken geen onderdeel uit van de grote stroom voorwaarts.

We zijn inmiddels vier jaar bezig en elke dag voel ik mijn toekomstbeeld als moeder verder door mijn vingers glippen. De gedachte dat er geen generatie meer vóór mij is en er geen generatie na mij komt, beangstigt me op een fundamenteel niveau. Alsof ik zwevend in het leven hang omdat ik aan beide kanten een anker mis. Ik denk dat het de komende jaren een grote levenstaak wordt om niet aan dit eenzame gevoel ten onder te gaan, maar koste wat het kost in het reine te komen met het idee dat er misschien definitief geen kinderen komen. De angst dat het niet lukt, wordt versterkt door het verlies van mijn ouders. Tegelijkertijd zijn zij degenen die me hebben geleerd nooit op te geven. Ergens is er licht en daar wil ik naartoe.”

Paralympics van de conceptie

“Na een geforceerde stop door corona zijn we afgelopen oktober begonnen aan de laatst mogelijke stap in het fertiliteitstraject: ICSI. Ik noem het de absolute paralympics van de conceptie. Door veertien injecties in mijn buik te zetten in acht dagen moesten er zo veel mogelijk follikels in mijn eierstokken groeien, die vervolgens operatief zijn geoogst en bevrucht in een laboratorium. De embryo’s die daaruit zijn ontstaan, worden teruggeplaatst in mijn baarmoeder en dan is het afwachten. Door de PCOS ontstond bij mij tijdens het proces overstimulatie. Ik was letterlijk een eierfabriek. Mijn buik was keihard en stond bol. Het was zo zwaar voor mijn lijf dat ik bij de laatste injectie mijn bewustzijn verloor. Ik voelde aan alles dat dit niet is zoals de natuur het heeft bedoeld. Ook mijn emoties en gedachten schoten weer alle kanten op door de hormonen.

Het riep de vraag op: waar trekken we de grens? We willen niet over tien jaar wakker worden en denken: hadden we toch nog maar één poging gewaagd, maar we willen ook niet langer ons leven laten beheersen door onze kinderwens. Voor nu hebben we besloten dat het boek dichtgaat als deze behandeling niet leidt tot een zwangerschap. Maar voor een afscheid van het beeld van het leven dat ik al had als kind, is het te vroeg.

Er liggen momenteel zes embryo’s in een vriezer in het ziekenhuis in Utrecht op ons te wachten. Ik hoop met heel mijn hart dat het ons gegund is, maar het is heel moeilijk in een goede uitkomst te geloven na zo veel teleurstelling. Het oude wiegje dat ik van mijn moeder heb gekregen staat al jaren op zolder. De leegte weegt steeds zwaarder. Het confronteert me met het oerverlangen dat ik als kind al voelde om moeder te zijn, met de liefde van mijn ouders die ik zo graag aan ons kind wilde doorgeven. Maar ik verlang inmiddels vooral naar een uitkomst. Welke dan ook. Dan wordt het tijd voor plan B. Een plan dat ik weiger te zien als een rampscenario.

Ondanks dat ik nog geen berusting heb gevonden in een leven zonder kinderen, heb ik diep vertrouwen in het samenzijn van mijn man en mij. Ik geloof in onze liefde en dat we samen een rijk leven kunnen creëren. Ook zonder een kind. Een leven waarin we juist de dingen doen die met een gezin minder makkelijk zijn. De wereld ontdekken met ons camperbusje dat we ombouwen, spontane tripjes naar verre bestemmingen, fietsvakanties, online werken on the road.

Niks van dit zal het verdriet van het lege wiegje wegnemen, maar we moeten door. Als ik iets heb geleerd, is het dat er zelfs na het zwaarste verdriet een weg vooruit is. Wat het voor mij betekent om te bestaan zonder aftakkingen, zal een levensvraag blijven. Een vraag waarop het antwoord hopelijk gaandeweg vorm krijgt met mijn grote liefde aan mijn zijde.”

Je bent niet alleen

Marieke Poelmann: “Ik weet dat ik niet alleen ben in mijn verdriet. Veel vrouwen lijden in stilte vanwege hun ongewilde kinderloosheid. Ik zie het als mijn missie die stilte te doorbreken met mijn boek Een eiland in de tijd. Voor iedere vrouw die denkt dat ze het gewicht van een lege buik alleen moet dragen.

Dit artikel verscheen in FLAIR 8, 23 februari t/m 1 maart 2022.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

NRC Handelsblad

Is er geen voor én geen na?

Bij de vliegramp van Tripoli, deze week tien jaar geleden, verloor Marieke Poelmann haar beide ouders. Nu was ze klaar om zelf ouder te worden. Maar misschien gebeurt dat niet.

‘Marieke, er is een vliegtuig neergestort in Tripoli. Ik denk dat papa en mama erin zaten.” Met deze woorden eindigde tien jaar geleden mijn leven als onbezorgde 22-jarige student. Samen met 69 andere Nederlanders verongelukten mijn ouders op de terugweg van een rondreis door Zuid-Afrika. De tussenstop in Libië werd iedereen fataal, op één jongetje na. Vakantiefoto’s, koffers en verhalen strandden in het woestijnzand naast de landingsbaan. 

Het eerste jaar na de ramp was een overlevingsslag, de dagen voortgestuwd door moeten in plaats van willen. Na identificatie, repatriëring, een begrafenis, een bezoek aan de rampplek en een herdenking, werd het stil. Toen begon de echte rouw, vanaf dat moment was het aan mij. 

Die eerste tijd had ik het idee dat het niet uitmaakte wat ik deed, dat ik nergens iets over te zeggen had. Vanuit de aanname dat je een speelbal van het lot bent, is het eenvoudig om weg te glijden in slachtofferschap. Dat wilde ik niet, dus koos ik ervoor te rouwen door het verdriet en de gebeurtenissen rondom de ramp actief op te zoeken. Ik gaf woorden aan mijn verdriet en schreef een boek over de nasleep van de ramp. Daarmee eigende ik mij toe wat mij was overkomen en ging ik niet langer onder het gebeurde gebukt, maar werd ik nabestaande in de letterlijke zin van het woord: ik bestond, na en met dit alles.

Door te delen wat ik had meegemaakt, werd het verlies van mijn ouders ook minder zinloos. Mensen zeiden zich te herkennen in mijn verhaal en deelden op hun beurt hun verhalen met mij. Ik leerde dat ik niet alleen was. De manier waarop ik mijn ouders verloor, is uitzonderlijk, maar de uitkomst niet: vroeg of laat krijgt bijna iedereen ermee te maken. Wat ik tien jaar geleden voor onmogelijk hield, werd werkelijkheid: het grootste gedeelte van de tijd sta ik niet meer actief stil bij hun dood. Hoewel dat niet afdoet aan het gemis, het komt nog altijd op onverwachte momenten boven.

De wieg wacht

De laatste paar jaar maakt mijn rouw een verandering door. Ik heb mijn volwassen leven op de rit gekregen zonder de hulp van mijn ouders. Ik ben getrouwd en heb een nieuw thuis gecreëerd. Ik leef met het gemis en ben het verlies te boven gekomen: de eerste maanden die voelden als tien jaar en de laatste tien jaar die ongemerkt een tijdperk vormen. Ik ben er klaar voor om van rol te wisselen: van kind naar ouder. Op zolder staat een lege wieg. Ik heb er zelf nog in gelegen. De wieg wacht, net als de kleertjes die mijn moeder voor mij bewaarde.

Wat ik op mijn 22ste al wist, wordt op mijn 32ste opnieuw duidelijk: niemand houdt de score bij hoeveel leed of verdriet je ten deel valt. Door de heftigheid van wat ik meemaakte, had ik de neiging te denken dat dit verlies mij ter compensatie op een bepaalde manier zou behoeden voor andere grote tegenslagen. 

Maar ouderloosheid is geen ticket om onder kinderloosheid uit te komen. Het een zet het ander juist zwaarder aan. Soms vraag ik me af of mijn moeder met mij mee was gegaan naar de talloze ziekenhuisbezoeken. Of ze me had geholpen bij de eerste injectie, ik haar zou bellen na weer een mislukte poging. Ik beeld me graag in dat het zo zou zijn.

„Dubbele ontworteling”, noemt fertiliteitscounselor en psychotherapeut Marja Visser het gevoel waar ik de laatste jaren mee kamp. „Je ouders verliezen gaat diep, maar als het leven na jou mogelijk ook nog stopt dan is dat dubbelop verlies – en kun je te maken krijgen met een existentiële eenzaamheid.” 

Visser vindt het logisch dat het gemis van een nog ongeboren kind de verlieservaring van overleden ouders verdiept. „Als de dreiging groter wordt dat het niet zal gaan lukken om kinderen te krijgen, ga je des te meer voelen dat je alleen staat. En dat raakt aan de pijn van het verlies van je ouders.”

Kun je dan ook rouwen om iemand die er nog niet is? Het tot nu toe uitblijven van een zwangerschap maakt het gemis van twee ouders op een nieuwe manier voelbaar. Het vertrouwen in de komst van een kind wordt op de proef gesteld door wat ik heb meegemaakt. Ik ben bang dat het verlies zich herhaalt, het is immers al een keer gebeurd. Er is niets meer vóór mij, wat als er ook niets na mij zal zijn? Dan sta ik als één generatie op een eiland in de tijd.

Een zwerm spreeuwen

„Je hangt als het ware los in je leven”, zegt Visser. Om opnieuw te wortelen, zal ik op een nieuwe manier zin en betekenis aan het leven moeten geven. Maar hoe doe je dat? 

Ik leg de kwestie voor aan socioloog Bart van Heerikhuizen. Van Heerikhuizen houdt zich onder andere bezig met de vraag of er enig soelaas bestaat tegen het idee er ooit niet meer te zijn. Hij denkt van wel. „Ik weet mij opgenomen in een zwerm spreeuwen, die was er al voordat ik er was en die zal er ook zijn na mij.” 

Hij baseert zich op een studie van de Franse socioloog Émile Durkheim (1858-1917). Die zei: „Ooit was ik er niet, maar de mensheid was er wel. Ooit zal ik er niet meer zijn, maar de mensheid zal er zijn.” Van Heerikhuizen noemt het een troostrijk idee dat we allemaal schakels zijn in een lange keten van honderdduizenden jaren aan interdependenties: we zijn altijd verbonden met anderen, in ruimte en in tijd.

Stemmen in mijn geheugen

Of ik daar troost uit kan halen – ik weet het niet zo goed. Het plaatst mijn situatie wel in een groter perspectief – en daagt me uit om verder te kijken dan de muren van mijn eigen beleving.

Marja Visser heeft een meer praktische benadering van het vraagstuk waar ik mee worstel. „Als je je ouders verliest, is de vraag: wat is de betekenis van mijn leven? Als je geen kinderen kunt krijgen, dient dezelfde vraag zich aan.” Dubbelop dus, dat vraagt bewuste aandacht: de tijd nemen om erbij stil te staan. 

Mensen om me heen, maar ook artsen, zeggen vaak: kijk naar wat er wel is en ga door. Die neiging heb ik ook, temeer daar mijn ouders er op een bepaalde manier nog wel zijn: hun stemmen in mijn geheugen voorzien me soms nog steeds van raad. En misschien lukt het nooit om kinderen te krijgen, maar ik heb de man van mijn leven aan mijn zijde. Er is niemand met wie ik liever op dit eiland in de tijd zou willen staan. Een eiland zonder voor en na, maar des te meer nu. 

Visser raadt aan de tijd te nemen. „Kijken naar wat je wel hebt is belangrijk”, zegt ze, „maar als je niet eerst naar beneden durft te gaan, naar de bodem van wat je voelt, en in plaats daarvan probeert eroverheen te springen, dan kun je vervolgens niet goed opstaan.”

Dus net als bij het verlies van mijn ouders, vraagt ook dit nieuwe grote thema in mijn leven aandacht. „Wanneer je ten volle beleeft en voelt wat er niet is, zul je natuurlijkerwijs weer oog krijgen voor wat er wel is. Je ziet het bij jonge kinderen: die vallen en schrikken van de pijn. Als daar even gezonde aandacht voor is met een kus op de zere plek, dan gaat het kind vervolgens vanzelf weer spelen.” 

Een versie van dit artikel verscheen in NRC Handelsblad van 11 mei 2020.

Categorieën
Actueel Artikelen

Poppins voor poezen

Sommige poezen hoeven nooit naar een pension. Hun baasjes vliegen desnoods een buitenlandse nanny in. Marieke Poelmann past op de voluptueuze Parisienne Pounette.

‘Wilt u met een gerust hart een paar dagen of weken weg uit uw huis in Parijs? Zonder u te hoeven bekommeren om de poes, de planten en de post? Dan heb ik de oplossing voor u: ik let op uw huis terwijl u de hectiek van de stad achter u laat. Ik ben een nette en betrouwbare studente en bovendien voormalig inwoner van Parijs. In het verleden heb ik in verschillende huizen in Parijs opgepast. Indien gewenst kan ik referenties opgeven.’

Zo’n zeven jaar geleden werd ik op basis van deze advertentie voor het eerst blind ingetreind vanuit Amsterdam om te zorgen voor Freek en Gizmo: een komisch duo dat samen een mand deelde met uitzicht op de Eiffeltoren. Hun bazen betaalden mijn Thalys-ticket, vertrokken naar China en vertrouwden hun appartement in het 17e arrondissement met de twee raskaters voor drie weken aan mij toe.

De ochtenden begonnen lawaaierig. Onder mijn regime werd er ineens niet meer op bed geslapen, wat stuitte op protest. De bijna kale Cornish rex Freek ramde vanaf zonsopgang zijn pootjes tegen de wandspiegel naast de slaapkamer. Gizmo keek toe, zoals het een (schijn)Heilige Birmaan betaamt, net zolang tot de deur openging en ik hun brokjes opdiende.

Na een aantal dagen werd er bijna een coup gepleegd: Freek kreeg het voor elkaar dat ik mijzelf buitensloot. Vlak voor ik de douche instapte, bedacht ik dat de kattenbak nog geleegd moest worden. Ik wikkelde vlug een handdoek om me heen, schepte de drollen uit de bak en deed ze in een zakje. Via een stortkoker op het achterbalkon kon huisafval van zeven hoog in een container worden gedeponeerd. Ik opende de keukendeur en manoeuvreerde het piepkleine balkon op. Met de deur nog op een kier zag ik Freek richting het balkon schieten. Snel trok ik de deur een stukje dicht om te voorkomen dat hij naar buiten zou gaan. Ik had strikte instructies gekregen dat de poezen dit balkon niet op mochten.

Ik hoorde een zware klik, de deur viel in het slot. Aan de binnenkant van de keukendeur zakte een ijzeren pin in de gleuf van de vloertegel. Gehuld in een handdoek stond ik op zeven hoog met aan bagage niets dan een zakje kattendrollen. „Au secours!” schreeuwde ik naar beneden. Er was niemand. Na ruim een uur werd ik ontdekt, bijna moest de brandweer eraan te pas komen. Uiteindelijk volstond de koevoet van de lokale slotenmaker. Freek keek geamuseerd toe, alsof het hele voorval voor zijn eigen vermaak had plaatsgevonden.

Lauwe witvis met boontjes

Via dezelfde advertentie pas ik tegenwoordig zo’n twee keer per jaar op Pounette: een voluptueuze poezendame woonachtig in de Passage du Désir, eveneens in Parijs. Haar verlangens worden beantwoord met entertainment en haute cuisine. Uit een antiek blik met roze rozen serveer ik haar ontbijtbrokjes. Als ze is uitgegeten, laat ze zich aaien in haar stoel. Met geheven achterste neemt ze de genegenheid in ontvangst. Vervolgens is er een vogelshow in de volière bij het raam die Pounette kwetterend en met trillend bekje gadeslaat. In de avond krijgt ze een warme maaltijd: lauwe witvis met boontjes. Ze spint en draalt voor de magnetron tot de verlossende ‘ping’ klinkt, ik prak en serveer de zorgvuldig geprepareerde porties.

Ook mijn eigen kat Lola heeft op haar beurt een persoonlijke oppas in Amsterdam, maar haar eenvoudige leven is onvergelijkbaar met dat van haar Parijse soortgenoten. Twee keer per dag een handje supermarktbrokjes, wat water en ze ligt avond aan avond op je schoot.

Voor de derde keer als kattenoppas naar Abu Dhabi

Slof en Stip worden al jaren verzorgd door Sandra Luisterburg, die zichzelf de Spindokter noemt. Samen met hun bazen verhuisden Slof en Stip vanuit Bussum naar Abu Dhabi, maar daar werd geen geschikte kattenoppas gevonden. Luisterburg werd uitgenodigd over te komen en vliegt dit jaar voor de derde keer naar Abu Dhabi voor de poezen. „Het zijn gewone huis- tuin en keukenkatten, maar Stip heeft suikerziekte en suikerkatten zijn een van mijn specialismen. Hij moet elke twaalf uur insuline toegediend krijgen. Ik spuit het in een plooi in zijn flank. Hij is eraan gewend en zo gefocust op eten, dat ik het met mijn ogen dicht kan doen als het moet.”

In een appartement met uitzicht op de mangroven verzorgt Luisterburg Stip en Slof jaarlijks ruim twee weken. De rest van het jaar past ze op katten in Naarden en Bussum. In totaal heeft ze als Spindokter bijna zeventig vaste klanten. „Ik doe dit fulltime. In de zomer werk ik zeven dagen per week en maak ik dagen van soms wel tien uur.”

Hoe exorbitant de service wellicht ook klinkt, het klantenbestand van de meeste kattenoppassers is een dwarsdoorsnede van de bevolking, zelfs in het Gooi. „Mijn klanten komen uit alle lagen van de samenleving”, zegt Sandra Luisterburg. „Ik zie meer flats dan villa’s, zowel gezinnen als alleenstaanden en echt niet alleen maar eenzame kattenvrouwtjes. Liefde voor katten is de gemene deler.” En die is natuurlijk onbetaalbaar.

Sprinkhanen verstoppen voor de ragdollpoezen

Voor Natascha Vlieland is passen op katten een fulltime baan. „Ik werk als eigenaar van de Kattenoppasservice samen met tien gediplomeerde oppassers van Noord-Holland tot Noord-Brabant.” Sommigen zijn opgeleid tot dierenartsassistent, anderen tot kattengedragstherapeut. Geen overbodige luxe volgens Vlieland. „Ik heb onlangs nog het leven moeten redden van Pipo, die een acute alvleesklierontsteking bleek te hebben.”

Meestal is er niets aan de hand. „Een van de leukste dingen is de band die je met de dieren opbouwt”, zegt Vlieland. „Ik heb klanten die meer voor hun katten overhebben dan voor zichzelf.” Een parcours door het huis, zelfgemaakte kattenbedden en eindeloos veel speelgoed. Bij de vier ragdollpoesjes Charly, Toby, Lily en Jamy wordt er zelfs op levende prooien gejaagd. „Mevrouw koopt in de dierenwinkel levende sprinkhanen voor de poezen. Ik kreeg de instructie ze door het huis heen los te laten en ze goed te verstoppen. De katten zijn er uren zoet mee.”

Alleen tartaar met slagroom

Soms blijft het niet bij een oppas aan huis tijdens de vakantie. Catnanny Denise Russell heeft een klant die haar katten ook op werkdagen gezelschap gunt. „De baas werkt lange dagen in de horeca en vindt het zielig voor Lizzy en Molly als ze te lang alleen zijn. Voor vijftien euro per uur kom ik langs om met ze knuffelen en ze alle aandacht te geven die ze nodig hebben. Met name de oudjes worden extra in de watten gelegd”, zegt Marieke Duindam van Ikpasopjouwkat. Met een team van zeven oppassers werkt ze in Amsterdam en omstreken. De oudste kat waar Duindam ooit op paste, was 22 en werd vorstelijk verwend. „Poekie kreeg elke avond tartaar met slagroom. Dat was dan ook het enige waarvoor hij nog in beweging kwam. Niet echt gezond natuurlijk, maar hij is er wel oud mee geworden.”

Voor veel mensen is de kat hun kindje. „Als professionele oppassers bieden we de kat ook echt qualitytime, dat is wel wat anders dan een buurvrouw die even snel in en uit gaat.”

Er wordt dan ook meer verwacht van een echte kattenoppas. „Geregeld krijgen we nauwkeurige instructies”, zegt Duindam. Hoe medicijnen moeten worden toegediend, waar de kat wel en niet mag komen en op welke tijden hij of zij naar buiten mag. Nuttig en soms zeer gedetailleerd, zegt Duindam. „Ik maak wel mee dat de baas voorschrijft dat de ene kat alleen uit het rode bakje mag eten en de andere alleen uit het blauwe bakje.” Sommige katten hebben nu eenmaal hun vaste routines, of gaat het stiekem eigenlijk meer om de gewoontes van de mensen? Duindam: “De klant is koning, maar de kat is keizer.”

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

TEDxUtrecht

Bekijk hier de TED-talk.

In 2010 Marieke Poelmann, 22 at the time, suddenly lost her parents as a result of a plane crash. It took her several years to see that bad things in life do not necessarily have to define you. In her talk she discusses her loss and how she learned to cope with it, and as a result came out a stronger person.

Marieke Poelmann wrote a book about losing her parents in the airplane crash in Tripoli in 2010. “It took me several years to see that bad things in life don’t necessarily define you as a person. When I suddenly lost both of my parents at 22, I thought my life was over too. Finally, I realized that there is one part of them I could never loose: the part that is in me. Slowly I got back onto my own two feet, gained strength and became an adult. In this process, against all my expectations, good things started happening again. I got to be who I wanted to be. It brought me far beyond anything I had ever imagined.” Poelmann is a writer and a freelance journalist. She studied Media and Journalism at the University of Amsterdam and worked as a producer for the Dutch news and current affairs program ‘Nieuwsuur’ in New York. Currently she is writing her second book, a fiction novel.

Marieke Poelmann

Ik ben schrijver, journalist en (TEDx) spreker. In 2015 verscheen mijn debuut ‘Alles om jullie heen is er nog’ bij De Bezige Bij, over het verlies van mijn ouders bij de vliegramp in Tripoli. In 2022 bracht ik ’Een eiland in de tijd’ uit bij Prometheus: een zoektocht naar de betekenis van het leven zonder ouders en zonder kinderen, waarin de impact van vruchtbaarheidsproblemen centraal staat. 

Ik schrijf en spreek over moeilijke onderwerpen als rouw, verlies en fertiliteitsproblemen omdat ik hoop het taboe erop te doorbreken zodat anderen zich minder alleen voelen dan ik soms doe.

Daarnaast ben ik professioneel kattenliefhebber; in juni 2020 kwam mijn eerste kinderboek uit bij Kluitman. ‘Ava en het gesponnen poezenweb’ gaat over hoe katten het internet hebben uitgevonden voor hun eigen populariteit. Mijn eigen kat Lola wandelde tijdens het schrijven regelmatig over mijn toetsenbord.  

Als freelance journalist en allround tekstschrijver werk ik voor dagbladen, tijdschriften en uiteenlopende bedrijven. Als spreker ben ik te boeken via De Schrijverscentrale.

Foto: Ilja Keizer

Contact

mail@mariekepoelmann.nl

Lauriergracht 116C
1016 RR Amsterdam

Categorieën
Actueel Artikelen

Woodstock voor poezenfans

Kattenfilmpjes zijn razend populair op YouTube. Filmpjes van de doosminnende Maru zijn meer dan honderd miljoen keer bekeken. Niet zo gek dus dat morgen voor de derde keer het Cat Video Festival in Wenen wordt georganiseerd. 

Een langharige kat steekt zijn tong in de stofzuigerslang die hij met beide pootjes vastklemt. In de bioscoopzaal giechelen volwassen mannen als kleine meisjes. Als de snuit van de kat vacuüm wordt gezogen in de slang, trekt het dier rustig zijn kop naar achteren om vervolgens onverstoorbaar door te likken aan de luchtstroom. Het filmpje (zie: nrch.nl/4ijw) is ruim acht miljoen keer bekeken op YouTube, maar kreeg een ereplaats tijdens het speciale kattenfilmprogramma van filmfestival Go Short Nijmegen. Het was de eerste keer dat Go Short een kattenfilmprogramma organiseerde. Directeur Kirsten Ruber is enthousiast: „Ik kijk zelf ook eindeloos veel kattenfilmpjes en vond het direct een goed idee.” Go Short zit in een netwerk met andere kortefilmfestivals in Europa waarbinnen veel wordt uitgewisseld. Ruber haalde curator Marija Milovanovic van het Weense Cat Video Festival in april naar Nederland om het speciale kattenprogramma op Go Short Nijmegen samen te stellen.

Het Nijmeegse kattenfilmprogramma viel te beschouwen als een opwarmertje voor het Vienna Cat Video Festival dat morgen plaatsvindt. Curator Milovanovic koos in Nijmegen voor een selectie van filmmateriaal dat de afgelopen twee jaar op het kattenfilmfestival in Wenen is vertoond. De focus lag op katten in muziekvideo’s. „Het leek ons mooi om het beste van het internet te mengen met artistiekere en professionelere kattenvideo’s”, zegt Milovanovic. „Het was de eerste keer dat onze ‘cinefelines’ Wenen verlieten.” Artistiek was het zeker: in het psychedelische Welcome to Kitty City waande je je als kijker opgesloten in een arcadespel met repetitieve synthesizermuziek en ritmisch hobbelende kattenanimaties. Dansende huizen met kattenoren en poezen in de vorm van achtpotige monsters en overstekende auto’s maakten het tot een ware trip.

Het programma in Wenen zal net als in Nijmegen een mengeling zijn tussen kunstvideo’s en YouTube-hits. Dit jaar is er ook een kattenfotowedstrijd, een dj-set als afsluiter en een jaar lang gratis kattenvoer voor degene met het mooiste poezenpak. Er worden ongeveer 1.800 bezoekers verwacht.

Katten als Lil Bub zijn sterren

Geiten die schreeuwen als een man zijn een YouTube-hit en honden die ‘I wruff you’ blaffen, kunnen eveneens op miljoenen views rekenen. Toch spannen kattenfilmpjes de kroon qua populariteit. YouTube maakte een filmster van katten als Maru, Grumpy Cat en Lil Bub. De doosminnende Maru heeft meer dan een half miljoen subscribers en zijn video’s zijn meer dan honderd miljoen keer bekeken. Ook de baasjes van Grumpy Cat en Lil Bub konden stoppen met werken toen hun viervoeter een wereldpubliek bereikte. Mike Bridavsky, het baasje van Lil Bub, tourt met zijn kat, geeft interviews en verkoopt Lil Bub-merchandise. Van koffiemokken tot truien. En ook van Grumpy Cat kan je van alles kopen, en vorig jaar verscheen de tv-film Grumpy Cat’s Worst Christmas Ever.

Hoe kan het dat wij als mensen zo graag naar katten kijken? „Katten zijn eigenlijk een soort aliens”, legt Kirsten Ruber uit. „Je kunt ze niets leren en ze doen waar ze zelf zin in hebben. Dat vinden wij als mensen mateloos interessant, we denken dat ze heel veel van ons houden en krijgen er maar geen genoeg van.”

Een eigen filmfestival voor katten vindt Marija Milovanovic een logische volgende stap. Ze legt uit dat mensen hun liefde voor katten graag met anderen willen delen. „Als je met duizenden kattenfans op een grasveld samenkomt, geeft dat een totaal andere energie dan wanneer je thuis in je eentje achter je computer naar YouTube kijkt.”

Wat Milovanovic vooral opvalt na drie jaar kattenfilmfestivals organiseren, is dat er niet zoiets bestaat als ‘het kattenvrouwtje’ of ‘dé poezenman’. Jong en oud, man en vrouw gaan zij aan zij. „Als je de bezoekers op straat tegen zou komen, zou je ze lang niet altijd herkennen als kattenfans. Maar er zijn ook mensen die zich volledig uitdossen met opzetoortjes en kattenleggings. Dat maakt het een kleurrijk festival. Het is net Woodstock, maar dan met katten.”

Of Nederland net als Oostenrijk ook een compleet kattenfilmfestival zal krijgen, is nog maar de vraag. Go Short focust zich vooral op thematische competitie binnen korte films. „Maar wie weet”, zegt Kirsten Ruber. „Ik vind het als festivaldirecteur en programmeur heel mooi om de ene dag YouTube-films met katten te vertonen en de andere dag een klassieke 16mm film uit de kast te halen.” Voorlopig zit er voor ongeduldige fans niets anders op dan right meow een ticket naar Wenen te boeken.

Deze kattenfilmpjes maken je dag goed

Wat zijn nou de aller- allerbeste kattenfilmpjes? Onmogelijk kiezen, maar volgens de curatoren van het Cat Video Festival in Wenen moet je deze in elk geval gezien hebben:

• Henri 2, Paw de Deux

• Ginger Cat vs The Paper Army

• Meow – Meow Meow Meow (Original Meow)

• Welcome to Kitty Citty

• Björk – Triumph of a heart

Het door Vienna Independent Shorts georganiseerde Cat Video Festival is morgen in Wenen, Oostenrijk. De entree is gratis. Naar verwachting zullen er zo’n 1.800 kattenfans het festival bijwonen. Vorig jaar waren er 1.700 bezoekers. Het festival begint om 18.00 uur.

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

EenVandaag

Bekijk hier het item

Marieke Poelmann is een van de sprekers op de besloten herdenking die vandaag plaatsvindt in Nieuwegein. Ze ziet het als een enorme eer en hoopt dat ze de nabestaanden van de MH17 iets kan meegeven. De ouders van Marieke kwamen om bij de Tripoli-ramp. Nu vijf jaar later heeft zij hier een boek over geschreven: ‘Alles om jullie heen is er nog’.

De speech die zij vandaag gaat voordragen heeft ze al een tijdje af. ‘Het begin gaat ieder geval over hoe ik het nieuws over de MH17 hoorde. Daarna leg ik uit hoe ik mijn mindset veranderde in de weken/maanden na de ramp. Eerst voelde ik mij nergens meer thuis, ik had geen thuis meer, want mijn ouders waren er niet. Later veranderde dat, toen realiseerde ik dat mijn ouders toch altijd een beetje bij mij zijn. De nadruk komt te liggen op: blijf volhouden, langzaamaan gaat het steeds beter’.

Marieke ziet ook grote verschillen tussen nu en vijf jaar geleden: ‘Dit is een ramp met hele heftige politieke gevolgen. Het is veel extremer allemaal. De nabestaanden van de MH17 zijn ook een stuk opener dan de nabestaanden van de Tripoli-ramp destijds.’

In EenVandaag een gesprek met Marieke, hoe gaat zij om met het verdriet nu vijf jaar later? En wat wil zij de nabestaanden van de MH17 mee geven?

Marieke Poelmann spreekt op herdenking MH17: luister een eerder gesprek met Radio EenVandaag hier terug

Categorieën
Actueel Artikelen

NRC: Kijk verder dan de tranen

Vandaag wordt de ramp met de MH17 herdacht. Veel Nederlanders zijn door de ramp geconfronteerd met rouw. Maar hoe kun je als omgeving het beste omgaan met nabestaanden? Marieke Poelmann schreef een handleiding in zeven stappen.

Door: MARIEKE POELMANN

Vandaag is het een jaar geleden dat vlucht MH17 van Malaysia Airlines werd neergehaald boven Oekraïne. De 196 omgekomen Nederlanders laten door het hele land ouders, kinderen, broers, zussen, grootouders, vrienden, buren en collega’s achter. Voor nabestaanden is het gemis er niet alleen vandaag, maar elke dag van het jaar. Hoe kan de omgeving van een nabestaande daar het beste mee omgaan? Voor rouw bestaat geen recept, maar voor medeleven misschien wel. Een korte ‘rouwhandleiding’, in zeven stappen.

1. Besef dat rouw niet zomaar over is

Aan rouw zit geen houdbaarheidsdatum. Het gemis gaat nooit meer over, want de overledene komt nooit meer terug. Verdriet sluimert, verstopt zich soms voor korte tijd, maar komt op onverwachte momenten weer terug. Net als je denkt dat het wel weer gaat. Dat proces is verwarrend en kan jaren duren. Voor nabestaanden kan het erg pijnlijk zijn als iemand uit de omgeving zegt: ‘het zal nu wel weer gaan’, of ‘het leven gaat door’. Besef dat als iemands ouders overlijden, ook zijn of haar leven als kind sterft.

2. Deel je herinneringen

Gelukkig zijn er een heleboel dingen die je wél kunt doen als iemand een dierbare verliest. Het delen van je herinneringen aan de overledene bijvoorbeeld. Een brief, kaart of verhaal uit onverwachte hoek waarin iemand vertelt hoe ze naast jouw moeder in de klas zat of wat voor streken je vader uithaalde in zijn studententijd, helpt enorm. Wanneer je met de nabestaanden je herinneringen aan de overledene(n) deelt, geef je hen namelijk een klein stukje terug van de persoon die ze zijn verloren. Een stukje dat ze misschien nog niet kenden.

3. Ontloop een nabestaande niet

Iemand die rouwt, bijt niet. Sommige mensen vinden het moeilijk om een nabestaande te benaderen. Ze zijn bang om iets verkeerds te zeggen, of vinden het (onbewust) een eng idee dat de dood zo dichtbij komt. Maar helemaal niets zeggen is veel erger dan iets verkeerds zeggen. Praten over de overledene is de enige manier waarop je iemand levend kunt houden. En praten met een nabestaande maakt dat zware rouwproces een beetje minder eenzaam. Dat is belangrijk; rouwen doe je namelijk alleen, maar herdenken en meeleven doe je met elkaar. Weet je niet zo goed wat je moet zeggen? Zeg dan: ‘ik ken je niet zo goed maar ik heb het gehoord en ik vind het heel erg en het houdt me bezig, hoe gaat het met je?’. Ontloop iemand niet. Het contrast met de ‘gewone wereld’ waar niets mee aan de hand lijkt, is groot voor iemand die rouwt. Als je diegene vermijdt, wordt dat contrast steeds groter. Spreek desnoods uit dat je niet goed weet wat je moet zeggen. ‘Er zijn geen woorden voor’, wordt vaak gezegd. Maar die zijn er wel degelijk. Je hoeft geen complete toespraak te houden. Zeggen dat je aan iemand denkt, is vaak al voldoende.

Verder lezen?

Categorieën
Actueel Media Uitgelicht

JAN Magazine

LEVENSVERHAAL

Ruim vijf jaar geleden verliest Marieke Poelmann (27) haar beide ouders bij de vliegramp in Tripoli. De eerste weken is het verdriet te groot om erbij te kunnen. Toch zit ze vijf dagen na de begrafenis zelf weer in het vliegtuig. ‘Je bent altijd sterker dan je denkt.’

Interview: Nienke Pleysier
Fotografie: Brenda van Leeuwen
Visagie: Ronald Huisinga

In het julinummer uit 2015 van JAN Magazine.

Categorieën
Actueel Artikelen

Je kunt nooit meer ongestraft onredelijk zijn

Laatste deel in een korte serie over hoe jongeren omgaan met rouw en verlies. Vandaag: Jojanneke van den Bosch. Zij verloor beide ouders. „De omgeving kan een stukje van de rol van ouders overnemen. Niets doen is in elk geval nooit goed.”

Door: MARIEKE POELMANN

Hoe is het om jong je ouders te verliezen en hoe kan de omgeving van een wees daar het beste mee omgaan? Communicatiedeskundige Jojanneke van den Bosch (39) geeft antwoorden op vragen als deze, vragen die mensen vaak niet durven te stellen. Want de dood is nog steeds taboe. Met haar website weeswijzer.nu en haar boek Zo, nu ben je wees wil Van den Bosch haar eigen ervaringen als weeskind gebruiken om anderen te helpen. Ze verloor haar vader en moeder vijf maanden na elkaar en kwam er op haar veertiende samen met haar zus alleen voor te staan.

„Weeskinderen vallen niet op in onze maatschappij omdat we een geconditioneerd beeld hebben bij een weeskind. Mensen denken aan Oliver Twist, Annie of Harry Potter. Iemand die heel zielig of heel stoer is. Bovendien is het vaak een taboe. Niet omdat weeskinderen zelf een taboe zijn, maar sterfelijkheid is dat wel. Als je hoort van je kind dat de moeder van een klasgenoot is overleden, denk je: verdorie, dat had ik kunnen zijn.”

Ik wil dat mensen weten hoeveel kinderen hun ouders verliezen in Nederland. Die cijfers heb ik zelf uitgerekend, het CBS had er nooit onderzoek naar gedaan. Later zagen ze daar blijkbaar toch aanleiding toe: in 2013 publiceerde het CBS dat er 34.000 wezen (beide ouders overleden) en halfwezen (één ouder overleden) onder de 18 jaar zijn in Nederland. Elk jaar komen daar volgens het CBS 6.000 (half)wezen bij. Maar als je 20 bent, ben je eigenlijk ook nog een kind. Wanneer je tot 23 jaar erbij rekent, komt er nog een kwart bij.

Verder lezen?

Categorieën
Actueel Artikelen

Ik wil niet onverschillig zijn

Korte serie over hoe jongeren omgaan met rouw. Vandaag deel twee: Ingrid Burggraaff. Zij verloor haar ouders en broer bij het vliegongeluk in Tripoli. Ingrid moest eerst de rampplek zien om hun dood te kunnen beseffen.

Door: MARIEKE POELMANN

Ingrid Burggraaff (35) verloor haar ouders en jongere broer bij de vliegramp in Tripoli. Als enige van het gezin bleef Ingrid achter. Ze besloot vijf dagen na de ramp zelf naar Libië af te reizen en vertelt hoe dat bezoek haar hielp om de realiteit onder ogen te zien.

„Ik wilde naar ze toe. De regering raadde het ons af, maar ik moest bij ze zijn. Ik wilde mijn vader, moeder en broertje niet alleen laten daar, ver weg, in dat vreemde land. Vijf dagen na het ongeluk zat ik in het vliegtuig naar Tripoli. De identificatiegegevens had ik in de dagen daarvoor aan de familierechercheurs doorgegeven en er was DNA-materiaal bij me afgenomen, ik kon weg. Ik werk voor een internationaal bedrijf en mijn collega’s hadden ervoor gezorgd dat mijn vlucht en visum geregeld waren. Bij aankomst op het vliegveld in Tripoli was het chaos. Ik vond het zo erg dat het daar was gebeurd, niets voor mijn ouders. De vakantie naar Zuid-Afrika was niet iets wat ze zomaar deden. Het was de tweede keer dat ze buiten Europa kwamen en alles werd zorgvuldig bedacht en voorbereid. Tripoli had slechts een tussenlanding voor ze moeten zijn. Op het vliegveld hing een vijandige sfeer. Een vervallen aankomsthal met gewapende mannen. Mijn man en ik werden in een kamertje geplaatst. „Wat doe ik hier?”, dacht ik. Ik probeerde uit te leggen waar we voor kwamen, maar niemand sprak Engels. Uiteindelijk bleken onze visa gewoon klaar te liggen achter de douane. Daar ving het bedrijf Kenyon Disaster Management ons op. Ze hadden zelfs een Nederlandse tolk geregeld.

Verder lezen?

Categorieën
Artikelen

Kittea of espurresso?

Vandaag opent het allereerste Nederlandse kattencafé: Kopjes in Amsterdam. Niet dat je er al heen kunt, de komende drie weken is het al helemaal volgeboekt. In het kattencafé kom je alleen met een reservering binnen.

Door: MARIEKE POELMANN

Vanaf vandaag serveert Lenny Popelier kitteacattaccinoespurresso en een onbeperkte hoeveelheid kattenkopjes. ‘Kopjes’ in Amsterdam is officieel geopend en daarmee is het eerste Nederlandse kattencafé een feit. De naam blijkt geen loze belofte; het eerste wat je bij binnenkomst krijgt is een kopje. „Dit is Midori, een kleintje nog. Ze is negen maanden oud en heel brutaal”, zegt eigenaresse Popelier (31). Ze stelt alle zeven katten voor: de zusjes Tiny en Eleonore, broer en zus Horus en Rosie, moeder Maan met zoon Dilla en hondsbrutale Midori die inmiddels in de schoudertas is geklommen.

Voor de mensen zijn er kattenschilderijen, kattenbeeldjes, kattenboeken en kattentheepotten maar ook goede koffie, red velvet cake en speltboterhammen met hummus. Voor de poezen zijn er designmandjes, drinkfonteinen, kartonnen grachtenpandjes en een heuse loopbrug.

Eenmaal aan tafel klinkt luid gemiauw, Horus wil op schoot. Pas als hij goed en wel tegen Popelier aan ligt, kan ze verder praten. „Horus heeft een hartruisje, dat is verder niet zo ernstig maar wel iets om op te letten”, vertelt Popelier. Er blijken meer ‘zorgenkindjes’ te zijn: zwarte kater Dilla krijgt elke dag insuline-injecties omdat hij suikerziekte heeft en het jong- ste poesje Tiny heeft maar één oog. Pope- lier: „Ik vond het belangrijk om asielkatten te adopteren voor Kopjes om ze zo een veilig thuis te geven. Juist ook de katten die iets mankeren en daardoor min- der makkelijk een baasje kunnen vinden.”

Voor Lenny Popelier staat het welzijn van de katten voorop. Daarom zijn er huisregels waar de bezoekers zich aan moeten houden. Zo mag een slapende kat niet worden gewekt, mogen de katten niet worden gevoerd en is optillen of fotograferen met flits verboden. Om de rust te bewaken worden maximaal twintig gasten tegelijk binnengelaten.

Verder lezen?