Categorieën
Actueel Artikelen

Katten te Parijs

Een poes in Parijs leeft zijn levens in stijl. Majestueus als Marie-Antoinette, vorstelijk vleiend tegen de benen van gewillige voorbijgangers. Zoals de rode koning van de Passage du Désir. Hij heft zijn staart en toont mij zijn tarrels. Laten we hem Le Roux noemen. Schaamte kent hij niet, enkel trots. Desalniettemin is het landschap onder zijn staart een onsmakelijk gezicht. Een oude dame met al net zo vuurrood haar zit naast hem, pauzerend na wat eruit ziet als een rondje boodschappen. Ze eet stukjes worst uit de verpakking. Ik vraag of Le Roux haar kat is, ze schudt van nee. Ze houdt meer van honden, vier tegelijk. Ze vraagt waar ik vandaan kom, ik geef antwoord en leg haar uit dat ik ook in de Passage du Désir logeer, als kattenoppas. Vele verblijven in Parijs dank ik aan les chats Parisiens. Een Parijse kat spint niet voor brokjes en slaapt niet op de verwarming van een sociale huurwoning. Poezen in Parijs kijken vanuit hun mand uit op de Eiffeltoren of wonen in Passages van Verlangen, ze hebben hun eigen volière en verwachten een warme maaltijd aan het einde van de dag.

Mijn betrokkenheid bij de leefgewoontes van Parijse katten begon zo’n zeven jaar geleden in het 17e arrondissement, waar een echtpaar met twee katten een maand naar China vertrok. Ik werd op basis van een advertentie en mijn grenzeloze kattenliefde blind ingetreind vanuit Amsterdam, kreeg een sleutel en een gebruiksaanwijzing voor Freek en Gizmo. Freek leek meer op een aapachtig buitenaards wezen dan op een kat. Met ogen zo groot als tennisballen volgde hij elke beweging die ik maakte. Het was zijn dagtaak om altijd te weten waar je mee bezig was en als je even niet oplette, sprong hij vanaf de grond op je schouder. Gizmo was een wat minder veeleisende oppasklant. Het oude beestje sliep vooral, genoot van het uitzicht en liet zich koeioneren door zijn mandgenoot. In de ochtend werd ik op de voet gevolgd door vier paar kattenpootjes. Ik liep naar de keuken en vulde onder luid gemiauw de voerbakjes. Net toen ik de kraan open wilde draaien om te gaan douchen, bedacht ik dat ik de kattenbak nog niet had verschoond. Ik pakte een handdoek van de radiator en liep de keuken weer in. Ik moest mijn best doen niet te struikelen over de etende poezen. Met een schepje haalde ik de uitwerpselen uit de bak en deed ze in een plastic zakje. De huis- en kateigenaren hadden mij voor hun vertrek naar China uitgelegd dat er op het achterbalkon een afvalstortkoker was die direct in een container uitkwam. Ideaal voor klein huisafval en kattenpoep. Ik opende de keukendeur en manoeuvreerde het piepkleine balkon op. Met de deur nog op een kier zag ik in mijn ooghoek Freek richting de deur schieten. Snel trok ik de deur een stukje dicht om te voorkomen dat hij naar buiten zou gaan. Ik had strikte instructies gekregen dat de poezen dit balkon niet op mochten. Ik hoorde een zware klik, de deur viel in het slot. Aan de binnenkant van de keukendeur zat een ijzeren pin die in de gleuf van de vloertegel zakte. Gehuld in een handdoek stond ik op zeven hoog met aan bagage niets dan een zakje kattendrollen.

“Au secours!” schreeuwde ik naar beneden.

Er was niemand. Na ruim een uur werd ik ontdekt, bijna moest de brandweer eraan te pas komen om het appartement binnen te komen. Uiteindelijk volstond de koevoet van de lokale slotenmaker. Freek keek geamuseerd toe.

Entertainment blijkt nog altijd van essentieel belang voor de Parijse poes, zo ook voor Pounette: de corpulente poezendame voor wie ik sinds een half jaar regelmatig mag zorgen. Wanneer ze overigens hoort dat je het over haar rondingen hebt, keert ze je de rug toe en spitst ze geagiteerd haar oortjes. Pounette heeft haar eigen stoel bij het raam waar elke ochtend een spektakel plaatsvindt. Minstens zo belangrijk als de instructies voor de verzorging van Pounette, zijn de instructies voor het voeren van de vogels. Gaas, planten en vogelhuisjes maken het venster tot een volwaardige volière. De ochtenddans van de mussen heeft aan Pounette trouw publiek. Ze volgt ze met haar grote ronde ogen en kwettert met een trillend bekje mee op de maat van het gefladder. Wanneer het raam opengaat om het vogelvoer uit te delen, is het zaak Pounette aan de kant te houden. Gedwee accepteert ze haar lot, meer dan een toeschouwer zal ze nooit zijn. Geen bloedbad aan het venster van de Passage du Désir. Uit een antiek blik met roze rozen serveer ik haar ontbijt. Als ze is uitgegeten, laat ze zich aaien in haar stoel. Met geheven achterste zit ze klaar. Van zachtzinnigheid is ze niet gediend; hoe steviger ze wordt geaaid, hoe harder ze spint. Het slotakkoord van Pounette’s dag bevindt zich in de vriezer. Zo tegen zessen begint het gemiauw: hoog en verwachtingsvol. Pounette werd ooit gevonden op een vuilnisbelt, tussen aardappelschillen en groenafval. Ogenschijnlijk doet niets aan haar comfortabele leven denken aan die tijd, toch deed ze er een ondoorbreekbare gewoonte op: een voorkeur voor groente. Sinds haar redding van de straat krijgt Pounette elke avond lauwwarme boontjes met witvis. Zorgvuldig afgemeten porties liggen klaargemaakt in zakjes in de vriezer. Een minuut in de magnetron, prakken en serveren.

Als ik de dame met het vuurrode haar weer kruis in de Passage, grijpt ze gelegenheid aan om verder te vertellen over haar honden. Ze vraagt of ik zelf in Amsterdam ook een kat heb en wie daar dan voor zorgt nu ik hier op Pounette pas.

“C’est une échange des chats”, ligt ik toe.

Ook mijn kat heeft een oppas. Lola’s liefde is niet duur; twee keer per dag een bakje supermarktbrokjes, wat water en ze ligt avond aan avond op je schoot. Een eenvoudig leven, in niets vergelijkbaar met haar soortgenoten in Parijs.

De Poezenkrant

 

Categorieën
Artikelen

Expositie als kat die zich verstopt: 41 jaar Poezenkrant

Een historisch overzicht van de 41-jarige Poezenkrant, een van Nederlands opmerkelijkste bladen, is te zien in de Openbare Bibliotheek Amsterdam.

Door: MARIEKE POELMANN

7 februari bestond De Poezenkrant precies 41 jaar. Een eigenzinnig tijdschrift waarvan je niet eens met zekerheid kan zeggen of het wel een krant is. De poes staat centraal, maar wie op zoek is naar verzorgingstips of heldere informatie komt bedrogen uit. De Poezenkrant staat vol met foto’s, tekeningen en berichten waarin poezen voorkomen maar de toon is onsentimenteel en soms zelfs ironisch. Lezersbrieven spelen een grote rol en sommige onderwerpen kunnen gemakkelijk twintig jaar doorkabbelen. Zoals bijvoorbeeld de zoektocht naar snorharen van een verstokt verzamelaar.

Verder lezen?

Categorieën
Artikelen

De abonnees miauwen niet

Onvoorspelbaar als de poes zelf wordt niet het 40-jarig maar het 41-jarig bestaan van De Poezenkrant gevierd. Zaterdag was de feestelijke opening van de overzichtstentoonstelling in de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Speciaal voor de gelegenheid is er de lancering van de heruitgave van Het Grote Boek van De Poezenkrant (1974-2004) met daarbij voor het eerst Het Supplement (2004-2014). Met hoogte- en dieptepunten uit alle verschenen edities.

Door: MARIEKE POELMANN

In het Theater van ‘t Woord in de bibliotheek komen drie zangeressen en een contrabassist het toneel op. Er klinkt een driestemmig „miauw, miauw, miauw”. Het voor de gelegenheid samengestelde PoKra Ensemble zingt, hoe kan het ook anders: ‘Everybody wants to be a cat’. 

Maar wat is De Poezenkrant? Een eigenzinnig tijdschrift van directeur en uitgever Piet Schreuders. De poes staat centraal, maar wie op zoek is naar verzorgingstips of heldere informatie komt bedrogen uit. Schreuders neemt op het podium wat verlegen een daverend applaus in ontvangst. „Dit is eigenlijk De Poezenkrant, het zinderen van de zaal.” Het tijdschrift komt uit de mensen voort; lezersbijdragen zijn essentieel en het plezier van de lezers is voelbaar. Bij zielige verhalen klinkt het „aaah”, bij grappige poezenanekdotes wordt hardop gegniffeld. Het is meer dan een tijdschrift, eerder een exclusief genootschap. Een abonnement wordt afgeraden omdat het ‘nieuws’ vaak oud is, je nooit weet wanneer je een nieuw nummer kunt verwachten en de foto’s vaak „onduidelijk en amateuristisch” zijn. Maar wie de onregelmatige verschijning en het ontmoedigingsbeleid om tot een abonnement over te gaan weet te trotseren, hoort bij de club. Er ontstond zelfs een run op kaartjes voor het openingsevenement, het gerucht gaat dat iemand het gratis kaartje op de zwarte markt zou hebben verkocht.

De zaal is gevuld met voornamelijk dames en heren van middelbare leeftijd; fans van het eerste uur. Zoals schrijver Thomas Verbogt, hij is vanaf 1978 abonnee. Hij voelt zich bevoorrecht en omschrijft De Poezenkrant als „een van de troostrijkste publicaties in Nederland”. Als De Poezenkrant wordt bezorgd, laat Verbogt ’m altijd een halve dag in de envelop zitten. De krant wordt geadresseerd aan de poes, op de envelop staan ook de namen van eventueel reeds overleden katten. „Pas als m’n vriend hem binnen heeft, maak ik het tijdschrift open. Samen bespreken we iedere bladzijde, de verschijning van een nieuw nummer is een piek in onze conversaties.”

Een onsentimenteel tijdschrift

Het begon allemaal in 1974 met De Rode van Plezier; de kat van een ex-geliefde van Schreuders. De Rode werd ziek en moest naar de dierenarts. Schreuders, van huis uit grafisch ontwerper, hield van brieven schrijven en vond het leuk om voor vrienden en familie kleine krantjes te maken. Zo deed hij uitgebreid verslag van het dierenartsbezoek met de kop: ‘Crisis bij Rode voorbij, Aziaat heelt’. Schreuders: „Ik maakte daarbij twee grote fouten: ik zette er ‘De Poezenkrant’ boven en gaf het een nummer. Dat was een vlaag van verstandsverbijstering, veel te pretentieus.” Het schiep verwachtingen en mensen vroegen om meer nummers. Schreuders is nooit van plan geweest een groot commercieel succes op te zetten, maar raakte mensen met de toon van De Poezenkrant. „Ik wilde op een onsentimentele manier over poezen schrijven. Dat sprak mensen kennelijk aan.”

De directeur van De Poezenkrant schrijft als fictief figuur P. Schreuders norse stukjes in de krant. Bijvoorbeeld over de administratieve rompslomp en de onzekerheid wanneer een nieuw nummer verschijnt. Schreuders: „Men moet zich realiseren dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is als je abonnee van De Poezenkrant bent, er zitten haken en ogen aan.” Toch heeft Schreuders wel een beetje spijt dat hij de fictieve directeur zijn eigen naam heeft gegeven. „Ik word ermee vereenzelvigd, daar moet ik maar mee leven.”

Midas Dekkers, een van de eregasten, vertelt dat De Poezenkrant eigenlijk voor de poes is. De Poezenkrant bestaat dan misschien 41 jaar, een poes denkt elke dag dat hij jarig is volgens Dekkers. „De krant lezen kunnen ze ook, dat doen ze met hun gat. Als ze willen dat je de bladzijde omslaat, zwaaien ze met hun staart.”

Soms A3, dan weer een mini-uitgave

Het is even zoeken naar de expositie. Zoals een poes achter de boekenkast schuilt, dringen ook de vitrines met 41 jaar kattenpublicaties zich niet op. De expositie bevindt zich op de tweede, derde, vierde en vijfde etage en sluit aan bij het genre boeken dat daar staat. Op de tweede etage bevinden zich strips en romans. Daar liggen bijdragen aan De Poezenkrant van onder anderen schrijvers Willem Frederik Hermans en Rudy Kousbroek. De handgeschreven briefkaarten van Hermans uit Parijs ontroeren; op de voorkant ouderwetse poezenplaatjes, achterop de mededeling dat over de geheime poezentaal niets prijsgegeven mag worden.

Het meest opvallende onderdeel van de tentoonstelling zijn vitrines veertien en vijftien op de vierde etage. Schreuders liet zich voor De Poezenkrant inspireren door uiteenlopende publicaties en imiteerde erop los. Ook deze krant stond model, net als National Geographic. Zelfs de Gouden Boekjesreeks werd geïmiteerd, met illustraties van de onlangs overleden tekenaar Peter Pontiac. In vitrine zestien zijn de originele tekeningen van Pontiac te bewonderen. Een doorsnee Poezenkrant bestaat niet, maar wie een goede indruk wil van het tijdschrift, vindt op de vijfde etage een greep uit de verschenen nummers. Schreuders: „Het is heel erg irritant als je meerdere poezenkranten wil bewaren. De een is A3, de ander een klein boekje. Het is een hoofdpijndossier, dat heeft iets kafkaësks.”

De tentoonstelling is onmisbaar als je van De Poezenkrant houdt, onbegrijpelijk als je meer met honden of cavia’s hebt. Maar zelfs dan is de expositie een bezoekje waard, al was het alleen maar om de evolutie van het drukproces, de hilarische lezersbrieven, of de handgemaakte bijdragen van beroemdheden te bekijken.