Categorieën
Artikelen

Ode aan Teylingen

Die ene plek in Teyingen, waar je graag bent. Waar alles op zijn plaats valt, je helemaal jezelf kunt zijn. Voor niemand is dat hetzelfde. Daarom is het ook zo speciaal.


Margreet van Schie (59)

“Elke ochtend zwem ik in het Joppe, ook in de winter. Het water was ’s winters een keer zo mooi blauw dat ik dacht: waarom zwem ik hier niet? Je lichaam went eraan. Ik ga helemaal op in dat grote water, het maakt mijn hoofd leeg.

Ik wilde ergens wonen waar ik buiten kon zwemmen. In Warmond kwam ik een geweldig huis tegen, waardoor de keuze snel was gemaakt. Op een vroege voorjaarsochtend was ik helemaal alleen met tachtig zwanen, ze stegen allemaal tegelijk op toen ik het water in kwam. Dat is misschien wel het mooiste dat ik ooit heb gezien.

Mensen vinden het leuk en stoer, al krijg ik ook veel waarschuwingen. Om zichtbaar te zijn voor boten heb ik een waterboei bij me. De leukste reactie kwam van een jongetje dat naast me zwom. Toen ik vertelde dat ik hier woon, riep hij: ‘Mama, die mevrouw woont op vakantie!’”


Dick Borst (48)

“Roeien is een rode draad in mijn leven. Ik roei sinds 1990, mijn beste vriend kwam een man tekort voor een wedstrijd op de Waddenzee. Hij was alleen vergeten erbij te zeggen dat het om een race van 34 kilometer ging… We haalden de overkant niet, maar vanaf dat moment was ik verkocht.

Bij KWV De Kaag ben ik voorzitter van de jaarlijkse Kaagrace. In de boot zit ik stuurboord slag. Dat betekent dat ik het tempo aangeef. Ik neem graag het voortouw en vind het niet erg op een zware positie te zitten. Roeien is echt een teamsport.

We hebben drie sloepen bij KWV De Kaag. Zodra ik ga zitten, ben ik alleen nog maar met mijn sport bezig. Ik kan al mijn energie erin kwijt. Soms ‘loopt’ de boot gewoon; dan glij je door het water. Dat geeft een enorme kick.”


Puck Lemmers (16)

“Als kind heb ik op elke sport gezeten die je maar kunt bedenken. Het was niets voor mij; ik ging een paar keer en kwam vervolgens niet meer opdagen. Mijn vader vond het belangrijk dat ik toch een hobby kreeg. Via via kwam ik bij de JCV Knutsel- club terecht en sinds groep 6 heb ik daar bijna geen zaterdag gemist.

Inmiddels ben ik 16 en begeleid ik basisschoolkinderen op de Knutselclub. De sfeer is onwijs fijn, we zijn met dertien leiders: de oudste is 62 en ik ben jongste. Het leeftijdsverschil maakt totaal niet uit, het is super gezellig. We zien elkaar ook buiten de Knutselclub en komen zelfs bij elkaar op verjaardagen.

Ik heb nog geen idee of ik later ook met kinderen wil werken, maar voor nu vind ik het erg leuk. Ik hoop dat ze vrolijk naar huis gaan, trots op zichzelf kunnen zijn en plezier hebben gemaakt.”


Ramon van der Stel (33)

“Toen ik acht jaar oud was, had ik nog geen hobby. Er stond een advertentie in de krant van Drum- en Show- band Adest Musica. ‘Ga dat maar eens proberen’, zei mijn moeder. Ik ben binnengewandeld en nooit meer weggegaan.

Ik begon met trompet, maar speel tegenwoordig sousafoon; dat is dat instrument met die grote kelk achterop. Adest Musica speelt een grote rol in mijn leven. Iedereen heeft een hobby nodig, het verenigingsleven hoort daar voor mij bij.

We zijn heel hecht, dat komt doordat je als het ware met elkaar opgroeit. Mijn mooiste moment was het Wereld Muziek Concours van juli 2017. We werden tweede op het onderdeel show en vierde op het onderdeel mars. Dat is alsof je voetbalt in de Champions League. Qua muziek paste het repertoire perfect bij ons: Rogier van Otterloo, de grootste componist die ons land ooit heeft gehad. Na afloop barstte de hele band in tranen uit, iedereen omhelsde elkaar.”


Bob Stroek (48)

“Sinds twee jaar woon ik in de Oude Post in Sassenheim: een woonvorm voor mensen met een beperking. Oorspronkelijk kom ik uit Hummelo, net als Bennie Jolink. De laatste tijd vond ik het daar niet meer zo leuk, ik was blij toen ik naar Sassenheim verhuisde.

De natuur is hier prachtig en de mensen zijn heel behulpzaam.Ik heb een eigen appartement in de Oude Post, maar eten en koffiedrinken doe ik samen met de andere bewoners. Het liefst drink ik koffie op het bankje in de patio, samen met mijn vrienden Aad, Marja en Sjoerd.

Op het bankje praten we over van alles en nog wat, we hebben dezelfde humor. Ik vind het leuk om de anderen aan het lachen te maken, maar om tien voor acht ga ik altijd naar boven voor het journaal. Ik vind het belang- rijk om te weten wat er in de wereld gebeurt.”


Wilma Amkreuzt (57)

“In de winter kook ik wekelijks voor de selectie van Korfbalvereniging TOP. Ik heb zelf nooit gekorfbald, maar vind het mooi om te zien hoe slim er wordt gespeeld. Iedereen doet veel voor elkaar bij TOP. Als je dan ook nog eens landskampioen wordt, is dat geweldig.

Met een vast team vrijwilligers ga ik ook mee op jeugdkamp. Ik ben ooit met broodjes begonnen en maak iedere keer iets anders. Ze roepen vaak: ‘Wilma, wanneer krijgen we weer een special?’ Dan maak ik een broodje shoarma of hete kip. Als er te veel groen op zit, wordt het niet gewaardeerd.

Van huis uit was ik een slechte eter, maar ik heb altijd recepten gespaard. Oorspronkelijk kom ik uit Limburg. Vanwege mijn zachte g wenste de kaasboer me laatst nog een goede reis terug, terwijl ik al twintig jaar in Sassenheim woon. Daar kan ik wel om lachen, het is een gezellig dorp.”

 

Categorieën
Actueel Artikelen

Je kunt nooit meer ongestraft onredelijk zijn

Laatste deel in een korte serie over hoe jongeren omgaan met rouw en verlies. Vandaag: Jojanneke van den Bosch. Zij verloor beide ouders. „De omgeving kan een stukje van de rol van ouders overnemen. Niets doen is in elk geval nooit goed.”

Door: MARIEKE POELMANN

Hoe is het om jong je ouders te verliezen en hoe kan de omgeving van een wees daar het beste mee omgaan? Communicatiedeskundige Jojanneke van den Bosch (39) geeft antwoorden op vragen als deze, vragen die mensen vaak niet durven te stellen. Want de dood is nog steeds taboe. Met haar website weeswijzer.nu en haar boek Zo, nu ben je wees wil Van den Bosch haar eigen ervaringen als weeskind gebruiken om anderen te helpen. Ze verloor haar vader en moeder vijf maanden na elkaar en kwam er op haar veertiende samen met haar zus alleen voor te staan.

„Weeskinderen vallen niet op in onze maatschappij omdat we een geconditioneerd beeld hebben bij een weeskind. Mensen denken aan Oliver Twist, Annie of Harry Potter. Iemand die heel zielig of heel stoer is. Bovendien is het vaak een taboe. Niet omdat weeskinderen zelf een taboe zijn, maar sterfelijkheid is dat wel. Als je hoort van je kind dat de moeder van een klasgenoot is overleden, denk je: verdorie, dat had ik kunnen zijn.”

Ik wil dat mensen weten hoeveel kinderen hun ouders verliezen in Nederland. Die cijfers heb ik zelf uitgerekend, het CBS had er nooit onderzoek naar gedaan. Later zagen ze daar blijkbaar toch aanleiding toe: in 2013 publiceerde het CBS dat er 34.000 wezen (beide ouders overleden) en halfwezen (één ouder overleden) onder de 18 jaar zijn in Nederland. Elk jaar komen daar volgens het CBS 6.000 (half)wezen bij. Maar als je 20 bent, ben je eigenlijk ook nog een kind. Wanneer je tot 23 jaar erbij rekent, komt er nog een kwart bij.

Verder lezen?

Categorieën
Actueel Artikelen

Ik knok omdat mijn moeder dat ook deed

Korte serie over hoe jongeren omgaan met rouw en verlies. Vandaag: Linda de Best. Zij verloor haar vader toen ze een kleuter was, en haar moeder bij een ongeluk. „Zie wat je wél hebt, niet wat je niet hebt.”

Door: MARIEKE POELMANN

Linda de Best (25) was pas vier jaar oud toen haar vader zijn leven beëindigde door voor de trein te springen. Zelf leed ze op dat moment aan leukemie. Linda bleef samen met haar moeder achter, en genas van de leukemie. Ze groeide op als een gelukkig kind en had een hechte band met haar moeder. Totdat die vorig jaar door een auto werd aangereden. Haar moeder raakte in coma en overleed ook. Linda vertelt hoe het verlies van haar ouders haar leven bepaalt, toen en nu.

„Op de kleuterschool stak ik mijn vinger op en zei ik: ‘Mijn vader is dood’. Ik werd de klas uitgestuurd, andere kinderen mochten het niet horen. In de aantekeningen van mijn moeder vond ik dit voorval terug, zelf kan ik het mij niet meer herinneren. Mijn moeder hield in die tijd een dagboek bij. Ik vond de schriftjes pas na haar dood. Ik las dat ze soms ook wanhopig is geweest, dat heb ik nooit geweten. Het liefst had ik er met haar over willen praten.

Verder lezen? 

Categorieën
Actueel Artikelen

In welke woorden zet ik het op Facebook?

Korte serie over hoe jongeren omgaan met rouw en verlies. Vandaag: Katja Renkers. Zij verloor haar ouders en broer nog geen jaar geleden bij de ramp met de MH17. Hoe een persoonlijk verlies publiek wordt via media en social media.

Door: MARIEKE POELMANN

Katja Renkers (20) was 19 toen haar ouders en broertje Tim vorig jaar omkwamen bij de ramp met het MH17-toestel. Ze woonde nog thuis. Omringd door foto’s van haar vader, moeder en broertje vertelt Katja vanuit haar ouderlijk huis hoe het is als je persoonlijke verlies publiek wordt via media en social media.

Veel plezier en Ik hou van je hebben we nog tegen elkaar gezegd in de familie-whatsappgroep. Tien minuten voor hun vertrek. Die whatsappgroep heb ik maar twee keer durven openen na 17 juli. Een week na de ramp stond alles er nog in. Een paar maanden later de melding dat mijn moeder uit de groep was verwijderd en mijn broertje de groep had verlaten. Ik schrok. Nog steeds begrijp ik het niet. Het moet betekenen dat iemand anders hun nummer of telefoon gebruikt. Waarom zou je dat doen? En hoe kan het dat zo’n telefoonnummer gewoon nog werkt?

Ik huilde toen ik ze wegbracht. Stom vond ik dat, ik zou ze toch gewoon over vier weken weer zien? Mijn eigen vakantie met vriendinnen was al geboekt, anders was ik met ze meegegaan. Bij het wegrijden keek ik nog een laatste keer naar Tim en mijn ouders in de achteruitkijkspiegel. Bijna reed ik tegen een andere auto aan. Gelukkig zag mijn vader het niet, ik reed in zijn leaseauto. Ze waren bezorgd of ik wel veilig thuis zou komen vanaf Schiphol met die auto. Was ik maar bezorgd om hen geweest.

Verder lezen? 

Categorieën
Artikelen

Kittea of espurresso?

Vandaag opent het allereerste Nederlandse kattencafé: Kopjes in Amsterdam. Niet dat je er al heen kunt, de komende drie weken is het al helemaal volgeboekt. In het kattencafé kom je alleen met een reservering binnen.

Door: MARIEKE POELMANN

Vanaf vandaag serveert Lenny Popelier kitteacattaccinoespurresso en een onbeperkte hoeveelheid kattenkopjes. ‘Kopjes’ in Amsterdam is officieel geopend en daarmee is het eerste Nederlandse kattencafé een feit. De naam blijkt geen loze belofte; het eerste wat je bij binnenkomst krijgt is een kopje. „Dit is Midori, een kleintje nog. Ze is negen maanden oud en heel brutaal”, zegt eigenaresse Popelier (31). Ze stelt alle zeven katten voor: de zusjes Tiny en Eleonore, broer en zus Horus en Rosie, moeder Maan met zoon Dilla en hondsbrutale Midori die inmiddels in de schoudertas is geklommen.

Voor de mensen zijn er kattenschilderijen, kattenbeeldjes, kattenboeken en kattentheepotten maar ook goede koffie, red velvet cake en speltboterhammen met hummus. Voor de poezen zijn er designmandjes, drinkfonteinen, kartonnen grachtenpandjes en een heuse loopbrug.

Eenmaal aan tafel klinkt luid gemiauw, Horus wil op schoot. Pas als hij goed en wel tegen Popelier aan ligt, kan ze verder praten. „Horus heeft een hartruisje, dat is verder niet zo ernstig maar wel iets om op te letten”, vertelt Popelier. Er blijken meer ‘zorgenkindjes’ te zijn: zwarte kater Dilla krijgt elke dag insuline-injecties omdat hij suikerziekte heeft en het jong- ste poesje Tiny heeft maar één oog. Pope- lier: „Ik vond het belangrijk om asielkatten te adopteren voor Kopjes om ze zo een veilig thuis te geven. Juist ook de katten die iets mankeren en daardoor min- der makkelijk een baasje kunnen vinden.”

Voor Lenny Popelier staat het welzijn van de katten voorop. Daarom zijn er huisregels waar de bezoekers zich aan moeten houden. Zo mag een slapende kat niet worden gewekt, mogen de katten niet worden gevoerd en is optillen of fotograferen met flits verboden. Om de rust te bewaken worden maximaal twintig gasten tegelijk binnengelaten.

Verder lezen? 

Categorieën
Artikelen

Zit je daar, met je thee en je cashewnoten

Renske van Vliet (25) is voor de eerste keer aan het vasten. Dat doet ze voor zichzelf, als compensatie na uitbundig carnaval vieren. „Maar misschien zit ik straks met Pasen wel anders in de kerk.”

Door: MARIEKE POELMANN

Boven de deur van de bontgekleurde studentenkamer van Renske van Vliet (25) hangt de paus. Met zijn handen in de lucht lijkt hij te vechten tegen de tijd; het is een klok. „Dat is een grapje hoor, ik ben niet zo’n grote fan van de paus dat ik ’m daarom in mijn kamer hang”, zegt Van Vliet lachend. Toch houden het geloof en katholieke tradities haar momenteel flink bezig. Van Vliet is katholiek opgevoed, komt uit het kleine Brabantse dorp Herpen en viert al haar hele leven enthousiast carnaval. Traditioneel gezien volgt op carnaval een periode van veertig dagen vasten. Daar deed Van Vliet nooit aan mee, tot dit jaar.

Verder lezen? 

Categorieën
Artikelen

Expositie als kat die zich verstopt: 41 jaar Poezenkrant

Een historisch overzicht van de 41-jarige Poezenkrant, een van Nederlands opmerkelijkste bladen, is te zien in de Openbare Bibliotheek Amsterdam.

Door: MARIEKE POELMANN

7 februari bestond De Poezenkrant precies 41 jaar. Een eigenzinnig tijdschrift waarvan je niet eens met zekerheid kan zeggen of het wel een krant is. De poes staat centraal, maar wie op zoek is naar verzorgingstips of heldere informatie komt bedrogen uit. De Poezenkrant staat vol met foto’s, tekeningen en berichten waarin poezen voorkomen maar de toon is onsentimenteel en soms zelfs ironisch. Lezersbrieven spelen een grote rol en sommige onderwerpen kunnen gemakkelijk twintig jaar doorkabbelen. Zoals bijvoorbeeld de zoektocht naar snorharen van een verstokt verzamelaar.

Verder lezen?

Categorieën
Artikelen

Glamorous? Een model is ook maar gewoon een zzp’er

Vandaag begint de fashion week in modemekka Milaan. Modellen paraderen in de allerduurste kleren over de catwalk. Zelf worden ze er niet altijd rijk van. Wie komen er voor hún belangen op?

Door: MARIEKE POELMANN

Modellen van over de hele wereld bevolken vanaf vandaag de catwalks in Milaan. Daar begint de fashion week, met shows van grote merken als Gucci, Prada, Versace en Armani. De kleding die de modellen dragen is voor de meeste mensen niet te betalen. Voor het model zelf waarschijnlijk ook niet, soms houdt ze zelfs helemaal niets over aan het lopen van een show. Wie zich vergaapt aan het langbenige leger dat over de catwalk paradeert, realiseert zich misschien niet dat hij niet alleen maar naar modellen kijkt. Hier lopen ondernemers.

Verder lezen?

Categorieën
Artikelen

next.checkt: ‘Huiselijk geweld gaat vaak samen met de mishandeling van huisdieren’

De aanleiding
Een zwangere vrouw van 22 wordt geslagen door haar vriend. Maar ze durft het huis niet te ontvluchten omdat de vriend dreigt haar kat te vermoorden.

Waargebeurd? Ja, zegt opvanginstelling Kadera. Daar zien ze dit soort gevallen regelmatig binnenkomen. In gezinnen waar sprake is van huiselijk geweld, worden vaak ook huisdieren mishandeld, schreef staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PvdA) onlangs in een brief aan de Tweede Kamer. Omgekeerd geldt volgens hem: de aanwezigheid van mishandelde dieren kan soms een signaal zijn van geweld tussen gezinsleden. Klopt dat? We checken de uitspraak: „Geweld in huiselijke kring gaat vaak samen met de mishandeling van huisdieren.”

Door: MARIEKE POELMANN

Verder lezen?

Categorieën
Artikelen

next.checkt: ‘Steeds meer Amsterdamse studentes lijden aan drunkorexia’

De aanleiding
‘Drunkorexia’ wordt het genoemd: wel bier drinken, niet eten. Anders word je dik en voldoe je niet aan het schoonheidsideaal. Amsterdamse meisjes zouden zo tijdens hun studententijd op gewicht blijven, of afvallen. Volgens Het Parool is het een groeiend fenomeen in Amsterdam. Wij checken de bewering uit die krant: ‘Steeds meer Amsterdamse studentes lijden aan drunkorexia.’

Door: MARIEKE POELMANN

Verder lezen?

Categorieën
Artikelen

De abonnees miauwen niet

Onvoorspelbaar als de poes zelf wordt niet het 40-jarig maar het 41-jarig bestaan van De Poezenkrant gevierd. Zaterdag was de feestelijke opening van de overzichtstentoonstelling in de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Speciaal voor de gelegenheid is er de lancering van de heruitgave van Het Grote Boek van De Poezenkrant (1974-2004) met daarbij voor het eerst Het Supplement (2004-2014). Met hoogte- en dieptepunten uit alle verschenen edities.

Door: MARIEKE POELMANN

In het Theater van ‘t Woord in de bibliotheek komen drie zangeressen en een contrabassist het toneel op. Er klinkt een driestemmig „miauw, miauw, miauw”. Het voor de gelegenheid samengestelde PoKra Ensemble zingt, hoe kan het ook anders: ‘Everybody wants to be a cat’. 

Maar wat is De Poezenkrant? Een eigenzinnig tijdschrift van directeur en uitgever Piet Schreuders. De poes staat centraal, maar wie op zoek is naar verzorgingstips of heldere informatie komt bedrogen uit. Schreuders neemt op het podium wat verlegen een daverend applaus in ontvangst. „Dit is eigenlijk De Poezenkrant, het zinderen van de zaal.” Het tijdschrift komt uit de mensen voort; lezersbijdragen zijn essentieel en het plezier van de lezers is voelbaar. Bij zielige verhalen klinkt het „aaah”, bij grappige poezenanekdotes wordt hardop gegniffeld. Het is meer dan een tijdschrift, eerder een exclusief genootschap. Een abonnement wordt afgeraden omdat het ‘nieuws’ vaak oud is, je nooit weet wanneer je een nieuw nummer kunt verwachten en de foto’s vaak „onduidelijk en amateuristisch” zijn. Maar wie de onregelmatige verschijning en het ontmoedigingsbeleid om tot een abonnement over te gaan weet te trotseren, hoort bij de club. Er ontstond zelfs een run op kaartjes voor het openingsevenement, het gerucht gaat dat iemand het gratis kaartje op de zwarte markt zou hebben verkocht.

De zaal is gevuld met voornamelijk dames en heren van middelbare leeftijd; fans van het eerste uur. Zoals schrijver Thomas Verbogt, hij is vanaf 1978 abonnee. Hij voelt zich bevoorrecht en omschrijft De Poezenkrant als „een van de troostrijkste publicaties in Nederland”. Als De Poezenkrant wordt bezorgd, laat Verbogt ’m altijd een halve dag in de envelop zitten. De krant wordt geadresseerd aan de poes, op de envelop staan ook de namen van eventueel reeds overleden katten. „Pas als m’n vriend hem binnen heeft, maak ik het tijdschrift open. Samen bespreken we iedere bladzijde, de verschijning van een nieuw nummer is een piek in onze conversaties.”

Een onsentimenteel tijdschrift

Het begon allemaal in 1974 met De Rode van Plezier; de kat van een ex-geliefde van Schreuders. De Rode werd ziek en moest naar de dierenarts. Schreuders, van huis uit grafisch ontwerper, hield van brieven schrijven en vond het leuk om voor vrienden en familie kleine krantjes te maken. Zo deed hij uitgebreid verslag van het dierenartsbezoek met de kop: ‘Crisis bij Rode voorbij, Aziaat heelt’. Schreuders: „Ik maakte daarbij twee grote fouten: ik zette er ‘De Poezenkrant’ boven en gaf het een nummer. Dat was een vlaag van verstandsverbijstering, veel te pretentieus.” Het schiep verwachtingen en mensen vroegen om meer nummers. Schreuders is nooit van plan geweest een groot commercieel succes op te zetten, maar raakte mensen met de toon van De Poezenkrant. „Ik wilde op een onsentimentele manier over poezen schrijven. Dat sprak mensen kennelijk aan.”

De directeur van De Poezenkrant schrijft als fictief figuur P. Schreuders norse stukjes in de krant. Bijvoorbeeld over de administratieve rompslomp en de onzekerheid wanneer een nieuw nummer verschijnt. Schreuders: „Men moet zich realiseren dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is als je abonnee van De Poezenkrant bent, er zitten haken en ogen aan.” Toch heeft Schreuders wel een beetje spijt dat hij de fictieve directeur zijn eigen naam heeft gegeven. „Ik word ermee vereenzelvigd, daar moet ik maar mee leven.”

Midas Dekkers, een van de eregasten, vertelt dat De Poezenkrant eigenlijk voor de poes is. De Poezenkrant bestaat dan misschien 41 jaar, een poes denkt elke dag dat hij jarig is volgens Dekkers. „De krant lezen kunnen ze ook, dat doen ze met hun gat. Als ze willen dat je de bladzijde omslaat, zwaaien ze met hun staart.”

Soms A3, dan weer een mini-uitgave

Het is even zoeken naar de expositie. Zoals een poes achter de boekenkast schuilt, dringen ook de vitrines met 41 jaar kattenpublicaties zich niet op. De expositie bevindt zich op de tweede, derde, vierde en vijfde etage en sluit aan bij het genre boeken dat daar staat. Op de tweede etage bevinden zich strips en romans. Daar liggen bijdragen aan De Poezenkrant van onder anderen schrijvers Willem Frederik Hermans en Rudy Kousbroek. De handgeschreven briefkaarten van Hermans uit Parijs ontroeren; op de voorkant ouderwetse poezenplaatjes, achterop de mededeling dat over de geheime poezentaal niets prijsgegeven mag worden.

Het meest opvallende onderdeel van de tentoonstelling zijn vitrines veertien en vijftien op de vierde etage. Schreuders liet zich voor De Poezenkrant inspireren door uiteenlopende publicaties en imiteerde erop los. Ook deze krant stond model, net als National Geographic. Zelfs de Gouden Boekjesreeks werd geïmiteerd, met illustraties van de onlangs overleden tekenaar Peter Pontiac. In vitrine zestien zijn de originele tekeningen van Pontiac te bewonderen. Een doorsnee Poezenkrant bestaat niet, maar wie een goede indruk wil van het tijdschrift, vindt op de vijfde etage een greep uit de verschenen nummers. Schreuders: „Het is heel erg irritant als je meerdere poezenkranten wil bewaren. De een is A3, de ander een klein boekje. Het is een hoofdpijndossier, dat heeft iets kafkaësks.”

De tentoonstelling is onmisbaar als je van De Poezenkrant houdt, onbegrijpelijk als je meer met honden of cavia’s hebt. Maar zelfs dan is de expositie een bezoekje waard, al was het alleen maar om de evolutie van het drukproces, de hilarische lezersbrieven, of de handgemaakte bijdragen van beroemdheden te bekijken.

 

Categorieën
Artikelen

Op een wandelend eiland

Het waddeneiland Rottumeroog is voor het eerst onbewoond. In de winter kan het er zo hard waaien dat je er niet eens op mag. Het landschap verandert, waardoor de toekomst ongewis is.

Door: MARIEKE POELMANN

„Dit was mijn kamer.” Vogelwachter Henk Mellema loopt al wijzend naar het huisje toe. Al is huis misschien een groot woord, het grijze vierkante gebouw lijkt meer op een bouwkeet. „Woonunit”, verbetert collega-vogelwachter Tim van Nus. Hij zet zijn handen tegen het raam en kijkt naar binnen. In wat ooit de woonkamer was, staan matrassen tegen de muur. Daarnaast opgestapelde verhuisdozen en een tafel op zijn kop.

Verder lezen?